ECLI:NL:RBDHA:2024:11888
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming van Oekraïense eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juli 2024, is het beroep van eiser, een Oekraïense nationaliteit, gegrond verklaard. Eiser had op 9 juli 2024 internationale bescherming aangevraagd bij aankomst op Schiphol, maar kreeg op dezelfde dag een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd op basis van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank oordeelt dat verweerder te lang heeft gewacht met het vaststellen dat eiser onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming valt. Verweerder had eerder moeten concluderen dat eiser recht had op tijdelijke bescherming, gezien zijn Oekraïense nationaliteit en het feit dat hij niet als een gevaar voor de samenleving werd beschouwd. De rechtbank stelt vast dat de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 11 juli 2024 onrechtmatig was, omdat verweerder niet voldoende voortvarend heeft gehandeld. Eiser heeft recht op schadevergoeding voor de onrechtmatige detentie, die is vastgesteld op € 900,- voor 9 dagen, en de proceskosten worden vergoed tot een bedrag van € 1.750,-. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een snelle afhandeling van aanvragen voor tijdelijke bescherming en de verplichtingen van de autoriteiten in dit kader.