ECLI:NL:RBDHA:2024:12215

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.22409, NL24.22410 en NL24.22411. NL24.22413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • C. Griffioen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en voorlopige voorzieningen van Syrische statushouders in Spanje

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag de beroepen van twee Syrische statushouders tegen het niet-ontvankelijk verklaren van hun asielaanvragen door de minister van Asiel en Migratie. De eisers, een echtpaar, hebben op 7 mei 2024 aanvragen ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze zijn op 27 mei 2024 afgewezen omdat de Spaanse autoriteiten hen internationale bescherming hebben verleend. De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken om een voorlopige voorziening op 4 juli 2024 behandeld, waarbij eisers en hun gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder.

Eisers stellen dat zij in Spanje geen veilig en menswaardig bestaan kunnen hebben en dat zij niet in staat zijn hun rechten te effectueren op het gebied van studie, huisvesting, medische voorzieningen en werk. De rechtbank oordeelt dat het aan eisers is om documenten ter onderbouwing van hun problemen in Spanje aan te leveren. De rechtbank concludeert dat Spanje zijn verdragsverplichtingen niet heeft geschonden en dat eisers zich niet voldoende hebben ingespannen om hun rechten in Spanje te effectueren. De rechtbank wijst de beroepen van eisers af en verklaart de verzoeken om een voorlopige voorziening ongegrond.

De rechtbank benadrukt dat het aan eisers is om hun rechten als statushouders te effectueren en dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat dit voor hen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is. De uitspraak is gedaan door de voorzieningenrechter en is openbaar gemaakt. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten en er is geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAGBestuursrecht
zaaknummers: NL24.22409, NL24.22410,
NL 24.22411 en NL24.22413
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen
[eiser](eiser) V-nummer: [v-nummer 1] eiser/verzoeker (hierna: eiser)

[eiseres] (eiseres), V-nummer: [v-nummer 2] ,(hierna gezamenlijk te noemen: eisers)

(gemachtigde: mr. A.G.P. de Boon),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R.R. Scholtens).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet-ontvankelijk verklaren van hun asielaanvragen en beoordeelt de voorzieningenrechter de verzoeken om een voorlopige voorziening van eisers. Eisers hebben op 7 mei 2024 aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met de bestreden besluiten van 27 mei 2024 deze aanvragen in de algemene procedure afgewezen als niet-ontvankelijk, [1] omdat Spaanse de autoriteiten hen internationale bescherming hebben verleend.
1.1.
De rechtbank heeft de beroepen en verzoeken om een voorlopige voorziening op 4 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, de gemachtigde van eisers, M. Ziad als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaan deze zaken over?
2.
Eiser is geboren op [geboortedatum 1] 1983, eiseres is geboren op [geboortedatum 2] 1979 en beiden hebben de Syrische nationaliteit. Eisers zijn met elkaar getrouwd. Eisers hebben sinds 2022 internationale bescherming in Spanje. Eisers stellen dat zij in Spanje geen veilig en mensenwaardig bestaan kunnen hebben omdat zij hun rechten niet kunnen effectueren als het gaat om studie, huisvesting, medische voorzieningen en werk. Daarom zijn ze eerst naar Duitsland vertrokken en later vanuit Spanje naar Nederland.

Wat vinden eisers in beroep?

3
.Eisers voeren aan dat zij in Spanje onmenselijk (zullen) worden behandeld in strijd met artikel 4 van het Handvest. Volgens eisers heeft klagen bij de Spaanse autoriteiten geen zin, want dit hebben zij al gedaan bij de gemeente en ‘de vereniging’. De Spaanse autoriteiten hebben hier niks mee gedaan, waaruit volgens eisers blijkt dat zij hen niet willen of kunnen helpen. Eisers hebben documenten ter onderbouwing van hun ondernomen acties aan de Duitse autoriteiten overgelegd, maar hebben deze nog niet terug gekregen. Verweerder moet daarom contact opnemen met de Duitse autoriteiten om de stukken op te vragen. Daarnaast kregen zij in Spanje weinig documenten en moet verweerder er rekening mee houden dat zij nieuw waren in Spanje. Specifiek voeren eisers aan dat zij onvoldoende middelen hebben om een studie te financieren, waardoor verweerder hen niet kan tegenwerpen dat zij wel toegang tot onderwijs hadden in Spanje. Ter onderbouwing van hun problemen met huisvesting en het vinden van werk verwijzen zij naar het AIDA-rapport Spanje van 2023. Ook wijzen eisers op een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Middelburg [2] en stellen dat zij – anders dan de vreemdeling in die uitspraak - juist wel aannemelijk hebben gemaakt dat zij problemen hebben ondervonden als statushouders in Spanje.

Wat vindt verweerder in beroep?

4.
Volgens verweerder is het aan eisers om voor de onderbouwing van hun problemen in Spanje documenten aan te leveren. Daarnaast hebben eisers volgens verweerder wel degelijk toegang tot het onderwijs, huisvesting en medische voorzieningen. Zij hebben zich volgens verweerder niet voldoende ingespannen om hun rechten in Spanje te effectueren. Spanje heeft zijn verdragsverplichtingen tegenover eisers niet geschonden.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Als uitgangspunt geldt dat verweerder, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in het algemeen ervan uit mag gaan dat Spanje zijn internationale verplichtingen nakomt. De Afdeling [3] heeft dat in het kader van een Dublinprocedure geoordeeld in haar uitspraak van 8 juli 2021 [4] en nadien diverse malen bevestigd, onder andere in de uitspraken van 27 januari 2023 [5] en 7 februari 2023 [6] . Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken als de vreemdeling aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Spanje een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [7] of artikel 4 van het Handvest. [8] Onderbouwing documenten5.1 De rechtbank oordeelt dat het op de weg van eisers ligt om de documenten ter onderbouwing van hun problemen op te vragen bij de Duitse autoriteiten. Hoewel eisers stellen dat het voor hen onmogelijk is gebleken om de stukken terug te krijgen van de Duitse autoriteiten, concretiseren zij niet wat zij daadwerkelijk hebben gedaan om de stukken terug te krijgen. Verweerder mag van eisers verwachten dat zij eerst zelf proberen om deze stukken terug te krijgen.
Toegang tot voorzieningen5.2 Eisers voeren aan dat zij geen toegang hadden tot studie, huisvesting, medische voorzieningen en werk in Spanje. In de door eisers aangehaalde informatie uit het AIDA-rapport uit 2023 staat dat statushouders in Spanje tegen bepaalde obstakels kunnen aanlopen wat betreft werk en huisvesting, maar dit betekent niet dat het krijgen van werk en huisvesting onmogelijk is. Ook staat in dit rapport niet dat de Spaanse autoriteiten onverschillig zouden staan tegenover de situatie van statushouders, of dat hierover niet geklaagd zou kunnen worden. [9] Dit geldt eveneens voor de medische voorzieningen in Spanje. Tijdens de zitting heeft eiseres verteld dat zij astma heeft en in Spanje geen hulp daarvoor heeft kunnen krijgen. Deze enkele stelling maakt echter niet dat er niet kan worden uitgegaan dat Spanje zijn verdragsverplichtingen jegens eisers niet nakomt. Daarnaast heeft verweerder eisers niet hoeven te volgen in hun verklaring dat zij geen toegang hadden tot het onderwijs in Spanje. Uit de verklaringen van eisers blijkt dat eiser wel toegang had tot het onderwijs, maar dat hij niet tevreden was over de studiemogelijkheden. [10] Daarnaast verklaart eiser dat hij wel een andere studie heeft gevonden, maar dat hij deze zelf moest financieren. [11] Hieruit blijkt ook niet dat de Spaanse autoriteiten niet willen of kunnen helpen. Eisers hebben ook niet aannemelijk gemaakt dat zij hebben geklaagd bij de (hogere) autoriteiten. Weliswaar stellen eisers dat zij naar Madrid moesten om te klagen, maar zij hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij daar de middelen niet voor hadden, nog daargelaten dat niet valt in te zien waarom klachten niet schriftelijk of digitaal aan de Spaanse autoriteiten kenbaar zouden kunnen worden gemaakt. Het is aan eisers om hun rechten als statushouder te effectueren en voor zover nodig de hulp in te roepen van de Spaanse autoriteiten. Gelet op het voorgaande heeft verweerder voldoende gemotiveerd dat eisers bij terugkeer naar Spanje geen reëel risico lopen op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. [12] De uitspraak [13] waar eisers naar verwijzen verandert het voorgaande niet. Hoewel eisers stellen dat zij de problemen met de voorzieningen als statushouders zelf hebben ondervonden, blijkt uit de uitspraak dat het de verantwoordelijkheid is van eisers om de hun toekomende rechten te effectueren. [14] Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit voor hen onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Die verzoeken worden daarom afgewezen.
7. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Griffioen (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van N. Bagheri, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Uitspraak van rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg van 26 september 2023 ECLI:NL:RBDHA:2023:14755, r.o. 10.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2021:1481
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2023:364.
6.Uitspraak van de Afdeling bestuursrecht van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2023:520
7.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
8.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
9.AIDA Country Report: Spain 2022 Update, april 2023, p. 160.
10.Verslag aanmeldgehoor, p. 8.
11.Verslag aanmeldgehoor, p. 8.
12.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
13.Rechtbank Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2023:14755.
14.Rechtbank Den Haag ECLI:NL:RBDHA:2023:14755, r.o. 11.