ECLI:NL:RBDHA:2024:12237
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van een verzoeker die eerder een asielaanvraag had ingediend. De verzoeker had op 7 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 september 2022. Op 15 februari 2024 heeft de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de asielaanvraag ingewilligd. Na deze beslissing heeft de verzoeker zijn beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen, omdat de ingebrekestelling van de verzoeker te vroeg was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 22 maart 2023, maar deze termijn was verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van WBV 2022/22, waardoor de termijn op 22 december 2023 eindigde. De rechtbank oordeelde dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, wat leidde tot de conclusie dat het verzoek om proceskostenvergoeding niet voor inwilliging in aanmerking kwam.
De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen als kennelijk ongegrond, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. De verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de beslissing.