ECLI:NL:RBDHA:2024:12247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 juli 2024
Publicatiedatum
5 augustus 2024
Zaaknummer
SGR 23/7799
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik bij beginnend bestuurder

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 juli 2024, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) beoordeeld. Eiser, een beginnend bestuurder, werd op 16 oktober 2022 aangehouden en bleek onder invloed van alcohol te zijn. Het CBR verklaarde zijn rijbewijs ongeldig per 9 juni 2023, na een onderzoek dat concludeerde dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik. Eiser voerde aan dat de rapporten van de onderzoeken gebreken vertoonden en dat de conclusies niet op de bevindingen aansloten. De rechtbank oordeelde echter dat het CBR terecht het rijbewijs ongeldig had verklaard. De rechtbank concludeerde dat de rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin gerechtvaardigd was. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd voor zijn stellingen en het beroep werd ongegrond verklaard. Eiser blijft zijn rijbewijs verliezen totdat hij kan aantonen dat hij een jaar lang is gestopt met alcoholmisbruik.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/7799

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juli 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.P. Kabel),
en

het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: drs. M.M. van Dongen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het ongeldig verklaren van zijn rijbewijs door het CBR. Het CBR heeft het rijbewijs van eiser met het besluit van 2 juni 2023 ongeldig verklaard vanaf 9 juni 2023.
1.1.
Met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is op 16 oktober 2022 aangehouden als beginnend bestuurder van een motorrijtuig. Hierbij is gebleken dat eiser onder invloed was van alcohol. Uit het onderzoeksresultaat van de ademanalyse is gebleken dat het alcoholgehalte in eisers adem 620 µg/l bedroeg. De politie heeft deze bevindingen op 16 oktober 2022 medegedeeld aan het CBR. [1]
2.1.
Naar aanleiding van deze mededeling heeft het CBR eiser bij besluit van 18 oktober 2022 een onderzoek naar zijn alcoholgebruik opgelegd en de geldigheid van het rijbewijs geschorst. Eiser heeft tegen dit besluit geen rechtsmiddelen aangewend.
2.2.
Dit onderzoek heeft vervolgens plaatsgevonden op 11 januari 2023 door een psychodiagnostisch medewerker met een telefonisch consult en op 17 januari 2023 door een psychiater in persoon. In het rapport van 2 februari 2023 (het eerste onderzoek) concludeert de psychiater tot de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in de zin der wet (alcoholmisbruik in ruime zin). Verder ziet de psychiater aanleiding om aannemelijk te achten dat het alcoholmisbruik niet is gestopt.
2.3.
Eiser heeft vervolgens een tweede onderzoek aangevraagd, omdat hij aangeeft na 17 februari 2023 te zijn gestopt met het drinken van alcohol. Dit onderzoek heeft daarna plaatsgevonden op 1 april 2023 door een arts en een psychiater. In het rapport concludeert de psychiater tot de psychiatrische diagnose alcoholmisbruik in de zin er wet. Wel concludeert de psychiater dat het aannemelijk is dat het alcoholmisbruik is gestopt per 17 februari 2023.
2.4.
Verweerder heeft eisers rijbewijs op 2 juni 2023 ongeldig verklaard vanwege misbruik van alcohol. [2] Uit twee onderzoeken is namelijk gebleken dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik. Eiser is pas weer geschikt om te rijden als hij is gestopt met alcoholmisbruik en dat één jaar volhoudt (de recidiefvrije periode). Eiser is het hier niet mee eens. In deze zaak moet de volgende vraag worden beantwoord: heeft verweerder terecht het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard vanwege alcoholmisbruik?
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser heeft aangevoerd dat de rapporten van het eerste en tweede onderzoek naar de wijze van totstandkoming dan wel naar de inhoud gebreken vertonen en dat de in het onderzoek getrokken conclusies niet aansluiten op de bevindingen. Verweerder mocht daarom de onderzoeksresultaten niet ten grondslag leggen aan het bestreden besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank vindt dat het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Is het rapport van het eerste onderzoek zorgvuldig tot stand gekomen?
5. Eiser voert aan dat er geen sprake is van een specialistisch rapport en het rapport van de psychiater niet zorgvuldig tot stand is gekomen. Een deel van het onderzoek is verricht door een psychodiagnostisch medewerker, die niet BIG-geregistreerd is en onvoldoende kennis van de psychiatrie heeft na een afgeronde hbo-opleiding. Deze medewerker heeft de anamnese telefonisch afgenomen. Eiser heeft door zijn dyslexie vragen over het merken van het eerste effect van alcohol toen niet begrepen. Eiser is daarna slechts kort (in totaal elf minuten) gezien door een psychiater. Het rapport had dan ook niet aan de besluitvorming ten grondslag mogen worden gelegd. Eiser verwijst ter onderbouwing van deze beroepsgrond uitgebreid naar de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
5.1.
De rechtbank concludeert dat het rapport van het eerste onderzoek zorgvuldig tot stand is gekomen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
5.2.
Verweerder mag afgaan op het psychiatrisch rapport dat aan hem is uitgebracht, nadat hij is nagegaan of dit rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. [3] Als de belanghebbende concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het rapport, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag het CBR niet zonder nadere motivering op het rapport afgaan. Zo nodig vraagt het orgaan de adviseur een reactie op wat belanghebbende over het advies heeft aangevoerd.
5.3.
Op basis van vaste rechtspraak is het diagnosticeren van stoornissen in het gebruik van alcohol in het kader van CBR-keuringen gericht op het algemene belang van de verkeersveiligheid. De diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ is een beschrijvende diagnose waarbij alle gegevens worden gebruikt die wijzen in de richting van problemen rond alcoholgebruik, terwijl aanwijzingen dat het onwaarschijnlijk is dat bij betrokkene sprake is van problemen (met alcoholgebruik) niet aanwezig zijn. Om tot een diagnose te kunnen komen, heeft de psychiater verschillende instrumenten tot zijn beschikking, zoals de anamnese, het lichamelijk en psychiatrisch onderzoek, en het laboratoriumonderzoek. [4]
5.4.
Het rapport bestaat uit een vragenlijst (anamnese) en een weergave van het psychiatrisch onderzoek door de psychiater en de beschouwingen van de psychiater. Het rapport is door de psychiater ondertekend. Niet in geschil is dat de anamnese van eiser telefonisch is afgenomen door een psychodiagnostisch medewerker van de psychiater en dat de psychiater eiser in persoon heeft gezien. Naar het oordeel van de rechtbank wijkt deze werkwijze niet af van de normale werkwijze zoals wordt gehanteerd bij vergelijkbare onderzoeken naar de rijgeschiktheid door een psychiater en zoals die ook blijkt uit de hiervoor genoemde uitspraken van de Afdeling. Het feit dat de anamnese telefonisch is afgenomen maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. [5] Het is juist dat de psychodiagnostisch medewerker een hbo-opleiding toegepaste psychologie heeft en niet BIG-geregistreerd is, zoals blijkt uit een nadere reactie van de psychiater van 5 oktober 2023. Dit maakt echter niet dat het rapport niet als een specialistisch rapport kan worden gezien. [6] De psychodiagnostisch medewerker werkt immers onder de verantwoordelijkheid van de psychiater. Gelet op de Regeling eisen geschiktheid 2000 is het toegestaan dat delen van het onderzoek onder supervisie en verantwoordelijkheid van de specialist worden uitgevoerd door een derde. Hierin is niet voorgeschreven dat deze derde een arts of een andere paramedicus zou moeten zijn. Nog los van de vraag of de door eiser aangehaalde richtlijn van de Nederlandse Vereniging voor Psychiatrie [7] het CBR bindt: in die richtlijn worden arts en psycholoog als voorbeelden genoemd. De psychiater heeft nadat de anamnese was opgenomen, ook zelf met eiser gesproken. Dat de psychiater eiser maar kort heeft gezien, kan niet leiden tot de conclusie dat het onderzoek niet zorgvuldig is geweest. De psychiater heeft eiser gezien, en is daarmee betrokken geweest bij het onderzoek. Het is niet aan de rechter om verdere eisen te stellen aan het contact dat de psychiater heeft met de betrokkene. [8] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er sprake is van een specialistisch onderzoek en dat het onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.5.
Net als verweerder, ziet de rechtbank niet in dat eiser door zijn dyslexie vragen bij een telefonisch gesprek (zoals de vraag over het eerste effect van alcohol) niet goed heeft begrepen. De rechtbank overweegt dat men in beginsel mag uitgaan van wat eiser zelf heeft verklaard, tenzij er sterke aanwijzingen zijn dat eiser onjuist heeft verklaard. Uit de dyslexieverklaring blijkt slechts dat er sprake is van belemmeringen op het gebied van lezen en schrijven (en niet bij luisteren). Daarnaast heeft eiser op de zitting verklaard dat hij tijdens het telefoongesprek drie keer om uitleg heeft gevraagd omdat hij een vraag niet begreep. Daaruit blijkt dat eiser in staat is om het aan te geven als hij iets niet begrijpt. Tot slot gaat het hier om feitelijke vragen zonder moeilijke termen over aantallen en drankgebruik. Er zijn geen aanwijzingen dat zijn antwoorden daarop niet juist zijn omdat de vragen niet door hem werden begrepen.
Konden de psychiaters concluderen dat er sprake was van alcoholmisbruik in de ruime zin?
6. Ten aanzien van de conclusie van de twee onderzoeken betoogt eiser dat de diagnose “alcoholmisbruik in ruime zin” ten onrechte is gesteld. De twee rapporten uit beide onderzoeken spreken elkaar namelijk tegen, omdat bij het tweede onderzoek de psychiater concludeert dat het opgegeven alcoholgebruik matig is en eiser een sociaal drinkpatroon heeft. Daarbij is het een belangrijke contra-indicatie voor actueel overmatig alcoholgebruik dat bij het laboratoriumonderzoek bij het eerste onderzoek geen verhoogde bloedwaarden zijn geconstateerd. Daarnaast is eiser door zijn werkrooster feitelijk niet in staat meerdere malen per maand een grote hoeveelheid alcohol te drinken, want hij dronk alleen als hij vrij was van zijn werk. Ook heeft hij zijn rijbewijs niet nodig voor zijn werk en dat kan sowieso geen ondersteunend element zijn voor de diagnose alcoholmisbruik. Daar komt nog bij dat er geen sprake is van onderrapportage omdat eiser niet meer dronk dan hij had opgegeven en de psychiater de vaasjes alcohol niet heeft omgerekend naar glazen. Tot slot is er ten onrechte tolerantie aangenomen, onder andere omdat uit het proces-verbaal blijkt dat eiser zichzelf niet goed in staat vond om te rijden. Daarnaast betwist eiser dat het onaannemelijk is dat hij, terwijl hij al jaren een sociaal drinkpatroon heeft, één dag doorschiet en juist op die dag wordt aangehouden vanwege de lage pakkans. De pakkans was volgens eiser juist hoog: als de politie afwijkend rijgedrag ziet (in dit geval: eiser nam hoekige bochten, remde onnodig en wisselde van snelheid) is de kans groot dat iemand door de politie wordt aangehouden, vooral ’s nachts als er weinig verkeer op de weg is.
6.1.
De rechtbank is van oordeel dat de redeneringen in de rapportages begrijpelijk zijn en dat de conclusie dat er sprake was van alcoholmisbruik in ruime zin daarop aansluit. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
6.2.
Volgens de vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [9] kan de diagnose “alcoholmisbruik in ruime zin” alleen worden verkregen met behulp van meerdere aanwijzingen die deze diagnose ondersteunen en die een aanwijzing kunnen vormen voor de aanwezigheid van alcoholproblemen. Er zijn meerdere, indirecte aanwijzingen nodig om tot deze diagnose te komen, omdat de betrouwbaarheid van anamnestische gegevens in de keuringssituatie laag is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheden van de aanhouding, het goed of langdurig kunnen functioneren met hoge promillages alcohol, afwijkende bloedwaarden die zich voordoen bij mensen met een chronisch hoge consumptie en lichamelijke afwijkingen die zich voordoen bij chronisch overmatig alcoholgebruik. De diagnose kan niet uitsluitend worden gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte, terwijl ook geldt dat de diagnose soms wel kan worden gesteld als het laboratoriumonderzoek geen afwijkende resultaten geeft. Dat ligt echter anders als de eigen verklaring wel betrouwbaar is en duidt op misbruik. [10] Het ontbreken van afwijkende bloedwaarden in de laboratoriumuitslagen betekent niet dat de diagnose ‘alcoholmisbruik in ruime zin’ niet kan worden gesteld, omdat enkele weken geen alcohol nuttigen al kan leiden tot normalisering van de bloedwaarden.
6.3.
De rechtbank stelt vast dat de diagnose van de psychiaters niet uitsluitend is gesteld op grond van de anamnese in combinatie met een sterk verhoogd ademalcoholgehalte. Uit de onderzoeksrapporten blijkt immers dat de combinatie van bevindingen daartoe aanleiding geeft. Net als verweerder, vindt de rechtbank de conclusies niet tegenstrijdig. Ze hangen namelijk samen met wat eiser heeft verklaard. Bij het eerste onderzoek gaf eiser een ander, hoger alcoholgebruik op dan bij het tweede onderzoek. [11]
6.4.
De rechtbank oordeelt dat de conclusie dat sprake was van tolerantie begrijpelijk is en volgt uit de bevindingen. Ten eerste heeft de psychiater rekening gehouden met de vaasjes in de gebruikte formule, zo blijkt uit de aanvullende verklaring van de psychiater. Daarbij komt dat de omstandigheid dat eiser staande is gehouden na het vertonen van opvallend rijgedrag de bevinding tolerantie niet onbegrijpelijk maakt. Het rapport verwijst immers naar de omstandigheid dat eiser – ondanks dat hij afwijkend rijgedrag vertoonde – in staat is geweest om 40 kilometer zonder ongelukken of onwel te worden af te leggen. Daarbij heeft eiser tegen de politie [12] en bij beide onderzoeken [13] verklaard dat hij zich goed genoeg voelde om te rijden. Tot slot doet het argument van eiser dat de pakkans hoog was evenmin afbreuk aan de conclusies van de onderzoeken. Deze kans hangt immers niet alleen af van het opvallende rijgedrag maar ook van het al dan niet aanwezig zijn van politie.
6.5.
Daarnaast slaagt eisers argument niet dat hij zijn rijbewijs niet nodig heeft voor zijn werk en dat dit geen ondersteunend element kan zijn voor de diagnose alcoholmisbruik. Eiser heeft in het eerste en tweede onderzoek verklaard dat hij soms de laatste trein mist of eerder van zijn werk moet om de trein te kunnen halen. [14] Uit deze verklaring blijkt dat eiser gehinderd wordt bij de uitoefening van zijn werk doordat hij zijn rijbewijs mist. Dat die hinder minder is dan bij iemand die bijvoorbeeld beroepschauffeur is, maakt niet dat dit daarmee geen relevante omstandigheid meer is. Anders dan eiser stelt, mag deze omstandigheid mede ten grondslag liggen aan het vermoeden van alcoholmisbruik. [15] Het gaat erom dat de diagnose alcoholmisbruik niet alleen is gebaseerd op het criterium dat iemand het rijbewijs nodig heeft voor zijn werk. Ook de omstandigheid dat er geen sprake was van afwijkende bloedwaarden doet, zoals eerder overwogen, niet af aan de mogelijkheid van alcoholmisbruik. [16]
6.6.
Gelet op het voorgaande mocht verweerder de onderzoeken aan het bestreden besluit ten grondslag leggen.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers rijbewijs ongeldig blijft, totdat hij een nieuwe gezondheidsverklaring aanvraagt en blijkt dat hij één jaar lang is gestopt met het alcoholmisbruik. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E.J.C. Korbee, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 130 eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994).
2.Zie artikel 134 van de Wvw 1994.
3.Zie artikelen 3:2 en 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484.
4.Zie bijvoorbeeld uitspraken van de Afdeling van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1201, 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339 en 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484.
5.Zie ook de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9252.
6.Zie ook de uitspraken van de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9252 en rechtbank Midden-Nederland 28 december 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:5814.
7.Zie de Federatie Medisch Specialisten,
8.Zie de uitspraken van de Afdeling van 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9631, en 4 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3002.
9.Zie een uitspraken van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1339 en 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:9252.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3484, r.o. 7 en 11.
11.Zie pagina 4 van het eerste onderzoek en pagina 4 van het tweede onderzoek.
12.Zie het proces-verbaal.
13.Zie pagina’s 2 en 3 van het eerste onderzoek en pagina’s 3 en 5 van het tweede onderzoek.
14.Zie pagina 3 van het eerste onderzoek en pagina 4 van het tweede onderzoek.
15.Zie de uitspraken van de Afdeling van 8 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1096 en 10 december 2014, ECLI:NL:RVS:2014:4476.
16.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2019, ECLI:RVS:2019:1339.