ECLI:NL:RBDHA:2024:12360
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.L.M. Steinebach – de Wit
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens gebrek aan rechtsgeldige ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de minister van Asiel en Migratie beoordeeld. Eiser heeft gesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag van 20 augustus 2021. De rechtbank heeft het beroep op 2 juli 2024 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. B.W.M. Toemen, en de minister werd vertegenwoordigd door mr. E. Özel.
De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser de minister niet rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Volgens de wet moet een betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat er binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag, voordat hij beroep kan instellen. De rechtbank stelt vast dat eiser de minister op 5 oktober 2022 in gebreke heeft gesteld, maar dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de rechtbank in een eerdere uitspraak geen beslistermijn had gegeven. Dit betekent dat eiser niet aan de vereisten voor een rechtsgeldige ingebrekestelling heeft voldaan.
De rechtbank wijst erop dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een premature ingebrekestelling niet kan worden beschouwd als een geldige ingebrekestelling. Eiser heeft betoogd dat de signaleringsfunctie van de ingebrekestelling in dit geval doorslaggevend is, maar de rechtbank volgt dit betoog niet. De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. A.L.M. Steinebach – de Wit, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier, en is openbaar gemaakt op 25 juli 2024.