ECLI:NL:RBDHA:2024:12384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.1318
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en proceskostenvergoeding

In deze uitspraak beslist de rechtbank Den Haag op het beroep van eiser, die stelt dat de Minister van Asiel en Migratie niet tijdig heeft beslist op zijn asielaanvraag. Eiser had op 28 april 2023 een asielaanvraag ingediend en verweerder in gebreke gesteld op 7 december 2023. Verweerder heeft uiteindelijk op 18 maart 2024 de asielaanvraag ingewilligd, maar eiser was het niet eens met het feit dat er geen dwangsom was toegekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk is, omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen. De rechtbank concludeert dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, aangezien zijn asielaanvraag is ingewilligd. Eiser heeft geen argumenten aangedragen tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag, waardoor het beroep geen betrekking heeft op het alsnog genomen besluit. De rechtbank wijst ook op de Tijdelijke wet die bepaalt dat bepaalde artikelen van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd. Eiser krijgt wel een proceskostenvergoeding van € 875,- toegewezen, omdat de rechtbank de zaak als gemiddeld heeft aangemerkt. De uitspraak is gedaan door rechter M. Kraefft, in aanwezigheid van griffier S.L.L. Rovers, en is openbaar gemaakt op 1 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.1318

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer] ,
(gemachtigde: mr. B.J.P.M. Ficq),
en
de Minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank op het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat volgens hem verweerder niet op tijd op de asielaanvraag heeft beslist.
1.1
Bij besluit van 18 maart 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd. In datzelfde besluit heeft verweerder vastgesteld dat hij geen dwangsom is verschuldigd aan eiser. Eiser heeft aanvullende beroepsgronden ingediend. Verweerder heeft op de aanvullende beroepsgronden gereageerd.
1.2
Eiser heeft toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten. Omdat verweerder niet heeft gereageerd binnen de daarvoor door de rechtbank gegeven termijn houdt de rechtbank het ervoor dat verweerder toestemming heeft gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb om een behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 28 april 2023. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld op 7 december 2023 en verweerder in de gelegenheid gesteld binnen twee weken alsnog een besluit te nemen op zijn asielaanvraag.

Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit

4. Omdat verweerder alsnog een besluit heeft genomen op de asielaanvraag, heeft eiser geen belang meer bij een beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is daarom niet-ontvankelijk.

Het beroep tegen het bestreden besluit

5. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoetkomt. Eiser heeft niets aangevoerd tegen de inwilliging van zijn asielaanvraag en de rechtbank neemt daarom aan dat daarmee geheel is tegemoetgekomen aan eiser. Het beroep heeft dus geen betrekking op het alsnog genomen besluit op de asielaanvraag van eiser.
5.1
In het bestreden besluit heeft verweerder geen dwangsom toegekend aan eiser. Eiser is het hier niet mee eens.
5.2
Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet [2] bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19, afdeling 8.2.4a (waarin artikel 8:55d staat) en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd.
5.3
Op grond van de Tijdelijke wet en in overeenstemming met de uitspraak van de Afdeling [3] van 30 november 2022 [4] komt de rechtbank niet toe aan vaststelling van een dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb.
Conclusie en gevolgen
6. Het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit is niet-ontvankelijk.
6.1
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank verzocht een wegingsfactor van 2, dan wel 1,5 dan wel 1 toe te passen voor de proceskostenvergoeding. Als reden wordt gegeven dat de zaak juridisch complex is en dat het belang voor eiser groot is. Deze factoren bepalen het gewicht van de zaak. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser in deze zaak een uitgebreid beroepschrift heeft ingediend, waarin de rechtsgeldigheid van WBV 2023/3 is betwist. De gemachtigde heeft er terecht op gewezen dat de Afdeling prejudiciële vragen heeft gesteld aan het Hof van Justitie over de rechtmatigheid van het verlengen van de beslistermijn in asielzaken van zes naar vijftien maanden. Gebruikelijk is om de zaak als licht aan te merken in beroepen die
gaan over het niet tijdig beslissen door verweerder. De rechtbank ziet op basis van het beroepschrift aanleiding om in dit geval de zaak aan te merken als gemiddeld en dus wegingsfactor 1 toe te passen. Deze vergoeding bedraagt € 875,- omdat de gemachtigde van eiser alleen een beroepschrift heeft ingediend. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. S.L.L. Rovers, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als partijen het niet eens zijn met de uitspraak, kunnen zij een hoger beroepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hoger beroepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
2.Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State