ECLI:NL:RBDHA:2024:12397

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juli 2024
Publicatiedatum
8 augustus 2024
Zaaknummer
LN24.24295
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens ongeloofwaardige verklaringen en niet tijdige uitreiking van voornemen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Zimbabwaanse nationaliteit, heeft op 21 mei 2024 een asielaanvraag ingediend, die op 5 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft op 10 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat de verklaringen van eiser over zijn politieke problemen met de politieke partij Political Liberation ongeloofwaardig zijn. Eiser heeft geen documenten overgelegd ter ondersteuning van zijn relaas en zijn verklaringen zijn vaag en tegenstrijdig. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig toezenden van het voornemen aan eiser niet leidt tot onrechtmatigheid van het besluit, omdat eiser geen nadeel heeft ondervonden. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en legt een inreisverbod van twee jaar op, maar kent wel een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toe aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24295

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. F.H. Bruggink),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. van Dam).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 21 mei 2024 een asielaanvraag ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 juni 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en zijn gemachtigde, E.V. Blom-Apreleva als tolk en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Waarover gaat deze uitspraak?
2. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of verweerder de asielaanvraag van eiser heeft kunnen afwijzen, een terugkeerbesluit heeft kunnen uitvaardigen en een inreisverbod van twee jaar heeft kunnen opleggen. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is en legt hieronder, aan de hand van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, uit hoe zij tot dat oordeel is gekomen.
Welke feiten en omstandigheden betrekt de rechtbank in haar beoordeling?
3. Eiser stelt van Zimbabwaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] 1981. Hij heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij toen hij 25 jaar was (ongeveer 20 jaar geleden) gedwongen is meegenomen om zich aan te sluiten bij een politieke partij genaamd Political Liberation, een geheime tak van regeringspartij ZANU-PF. Eiser heeft daar dingen gezien die hij niet wilde zien. Hij is na ongeveer een of twee maanden ontsnapt en heeft niets meer van Political Liberation vernomen. In maart 2024 hoorde eiser dat de partij terugkwam en opnieuw mensen wilde rekruteren. Hij hoorde via via dat zijn naam op een lijst staat, samen met vrienden die toen ook waren ontsnapt. Deze vrienden zijn meegenomen en niet meer teruggekomen. Eiser weet niet of ze nog in leven zijn. Eiser vreest daarom voor zijn leven en is bang om bij terugkeer naar Zimbabwe vermoord te worden.
Wat staat er in het bestreden besluit?
4. Verweerder heeft de aanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Vw. Daarom heeft verweerder aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Verweerder heeft de volgende elementen van het asielrelaas van eiser als relevant aangemerkt:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Problemen met Political Liberation.
4.1
Verweerder neemt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst aan, ondanks het feit dat eiser zijn identiteit niet met documenten heeft aangetoond. Verweerder houdt daarbij de eerst opgegeven naam, [eiser] , aan en volgt niet eisers latere verklaring dat [naam 1] zijn tweede voornaam is en [naam 2] zijn achternaam, omdat eiser dit niet met originele documenten kan aantonen. Verweerder acht de problemen met Political Liberation niet geloofwaardig omdat eiser zijn relaas niet met documenten heeft onderbouwd en eiser vaag verklaart over Political Liberation. Eiser maakt de huidige problemen met Political Liberation niet concreet. Ook werpt verweerder tegen dat eiser zich bij aankomst in Nederland niet direct heeft gemeld voor asiel. Verder heeft eiser gedurende zijn procedure wisselend verklaard over zijn asielmotief. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser geen vluchteling is zoals bedoeld in het Vluchtelingenverdrag en omdat hij bij terugkeer naar Zimbabwe geen reëel risico op ernstige schade loopt.
Maakt het niet tijdig toezenden of uitreiken van het voornemen het bestreden besluit onrechtmatig?
5. Eisers gemachtigde heeft verklaard dat hij op de vierde dag van de algemene asielprocedure het voornemen heeft gekregen en dat is te laat. Omdat dit een fatale termijn is, maakt dit het bestreden besluit onrechtmatig.
5.1
De rechtbank constateert dat de gemachtigde van eiser feitelijk op de vierde dag van de algemene asielprocedure in het bezit is gekomen van het voornemen en tijdig een zienswijze heeft ingediend als bedoeld in artikel 3.114, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb). Op grond van die bepaling moet Onze Minister als hij voornemens is de aanvraag af te wijzen binnen acht dagen, het schriftelijk voornemen aan de vreemdeling op de derde dag toezenden of op de vierde dag uitreiken. Eiser stelt dat het voornemen hem niet is toegezonden of uitgereikt. Eisers gemachtigde heeft echter ter zitting verklaard dat hij voorafgaand aan het uitbrengen van de zienswijze het voornemen via een andere weg heeft achterhaald. Eiser heeft daarbij niet gesteld dat hij niet adequaat heeft kunnen reageren op het voornemen. De rechtbank constateert dat naar de letter niet is voldaan aan artikel 3.114, eerste lid, van het Vb, maar dat wel is bereikt dat de procedure plaats heeft kunnen vinden zoals bedoeld. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit gebrek met toepassing van artikel 6:22 Algemene wet bestuursrecht (Awb) te passeren omdat eiser hierdoor geen nadeel heeft ondervonden en dit desgevraagd op zitting ook niet heeft gesteld. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet de rechtbank de zienswijze als herhaald en ingelast beschouwen?
6. Eiser voert aan dat al wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd als herhaald en ingelast moet worden beschouwd. Verweerder is in het bestreden besluit echter puntsgewijs ingegaan op de zienswijze en eiser legt niet uit wat daaraan onjuist of onvolledig is. De rechtbank gaat daarom niet in op de zienswijze maar alleen op wat eiser verder in beroep aanvoert.
Heeft verweerder eisers gestelde politieke problemen met Political Liberation ongeloofwaardig kunnen achten?
7. Eiser voert aan dat hem niet mag worden verweten dat hij geen documenten heeft overgelegd. Ook heeft verweerder ten onrechte tegengeworpen dat eiser via via de bedreigingen door Political Liberation heeft vernomen terwijl hij niet anders kon omdat hij de betrokkenen niet direct heeft gezien en gesproken.
7.1
De rechtbank overweegt dat het aan eiser is om zijn asielrelaas aannemelijk te maken door middel van zijn verklaringen en deze zo nodig te onderbouwen. In dit geval heeft eiser alleen verklaringen afgelegd. Verweerder heeft deze verklaringen vaag en op punten tegenstrijdig gevonden en ook op onderdelen niet passend bij algemene informatie over de situatie in Zimbabwe. De rechtbank kan dit standpunt van verweerder volgen en moet constateren dat eiser zijn relaas niet op andere wijze aannemelijk heeft gemaakt. Dat het op zichzelf niet ‘verwijtbaar’ is dat eiser geen documenten heeft, betekent echter nog niet dat verweerder eisers vage en soms tegenstrijdige verklaringen dan geloofwaardig moet vinden. Hetzelfde geldt voor eisers stelling dat hij via via van de bedreigingen van Political Liberation heeft vernomen. Dat hem niet te verwijten valt dat hij dit via via heeft gehoord, maakt die stelling nog niet geloofwaardig.
De rechtbank is ook van oordeel dat verweerder, anders dan eiser betoogt, de verklaring bij de Koninklijke Marechaussee, zoals die blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen bij aanvraag asiel van 21 mei 2024, heeft kunnen betrekken bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers asielrelaas. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 oktober 2020. [1]
7.2
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verweerder dit relevante element ongeloofwaardig heeft kunnen vinden. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond kunnen afdoen?
8. Verweerder heeft op grond van artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw, de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft dit bestreden en aangevoerd dat hij zich niet, zoals bedoeld in deze bepaling, te kwader trouw heeft ontdaan van zijn identiteitsdocument. Eiser vindt dat hem niet verweten kan worden dat de reisagent die hem naar Nederland heeft begeleid hem zonder paspoort heeft achtergelaten op Schiphol.
8.1
De rechtbank volgt echter verweerders standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij zijn eigen paspoort tot zijn beschikking had gehouden. Eiser heeft ervoor gekozen om zijn paspoort zonder vorm van garantie aan de reisagent af te geven en deze is volgens eisers zeggen vervolgens vertrokken met het paspoort. Dit is een situatie die volgens de rechtbank valt onder als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder d, van de Vw. Daarom slaagt deze beroepsgrond ook niet.
Conclusie en gevolgen
9. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond en aan eiser een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar kunnen opleggen. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt wel een vergoeding van zijn proceskosten, gelet op het onder 5.1 geconstateerde gebrek. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. van der Gouw, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.