In deze zaak heeft eiseres op 6 december 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de minister op 7 maart 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 28 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn is verstreken en dat eiseres de minister rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, met een mogelijke verlenging van negen maanden in geval van een groot aantal aanvragen. In dit geval is de beslistermijn overschreden en heeft de rechtbank bepaald dat de minister uiterlijk op 1 november 2024 een besluit moet nemen.
Daarnaast heeft de rechtbank een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Ook is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.