ECLI:NL:RBDHA:2024:12948
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eisers is ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Eisers, waaronder een moeder en haar vier minderjarige kinderen, hebben op 21 maart 2023 een aanvraag ingediend, die op 29 maart 2023 door de minister is ontvangen. De minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd. Dit betekende dat er uiterlijk op 27 september 2023 een besluit genomen had moeten worden. Aangezien dit niet is gebeurd, hebben eisers de minister op 13 november 2023 in gebreke gesteld, wat op 15 november 2023 is ontvangen. Het beroep is op 15 maart 2024 ingesteld en is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is. Eisers hebben verzocht om de rechtbank te veroordelen tot het opleggen van een beslistermijn van veertien dagen aan de minister, alsook om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van de verbeurde bestuurlijke dwangsommen van € 1.442 en de proceskosten van € 437,50 aan eisers, alsook tot vergoeding van het griffierecht van € 187.
De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en eerdere uitspraken die van belang zijn voor de beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake is van een bijzonder geval, wat aanleiding geeft om een langere beslistermijn op te leggen dan gebruikelijk. De uitspraak is openbaar gemaakt en eisers hebben de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.