ECLI:NL:RBDHA:2024:12951
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag tot verlening van machtiging tot voorlopig verblijf
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op 12 augustus 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser had op 7 augustus 2023 een aanvraag ingediend, waarop verweerder, de minister van Asiel en Migratie, binnen 90 dagen had moeten beslissen. Verweerder heeft de beslistermijn echter met drie maanden verlengd, waardoor de deadline op 5 februari 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiser verweerder op 8 februari 2024 in gebreke gesteld, en het beroep is op 20 maart 2024 ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen aan eiser moet betalen, en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiser ter hoogte van € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.