ECLI:NL:RBDHA:2024:12964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 augustus 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.12280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep

In deze zaak heeft verzoeker op 20 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 30 november 2022 was ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft op 21 maart 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker het beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft de zaak behandeld zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft verzoeker de asielaanvraag op 30 november 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 30 mei 2023. De beslistermijn is echter verlengd tot 1 maart 2024.

Verzoeker heeft verweerder op 7 maart 2024 in gebreke gesteld en het beroep op 20 maart 2024 ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroepschrift te vroeg is ingediend, omdat er geen twee weken zijn verstreken tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroepschrift. Had verzoeker het beroep niet ingetrokken, zou het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarom wordt het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen als kennelijk ongegrond.

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op 12 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.12280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nummer] ,
(gemachtigde: mr. R.P. van Empel-Bouman),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 20 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 30 november 2022.
Bij besluit van 21 maart 2024 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [2] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Verzoeker heeft de asielaanvraag ingediend op 30 november 2022. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van verzoeker op 30 mei 2023 eindigen. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 de beslistermijn negen maanden verlengd. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat deze verlenging rechtmatig is. [3] Verweerder had dus uiterlijk 1 maart 2024 een besluit moeten nemen.
4. Verzoeker heeft verweerder op 7 maart 2024 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Verzoeker heeft het beroep op 20 maart 2024 ingediend. Tussen de ingebrekestelling en het indienen van het beroepschrift zijn geen twee weken verstreken. Het beroepschrift is dus te vroeg ingediend.
5.
Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan op 12 augustus 2024 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van S.A. Sewratan, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit proceskosten bestuursrecht.