ECLI:NL:RBDHA:2024:12979
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door afwezigheid eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door eiser. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 28 maart 2024 heeft plaatsgevonden. De gemachtigde van eiser heeft op 16 maart 2024 laten weten dat er geen contact meer is met eiser, die zich op dat moment in Frankrijk bevond in administratieve hechtenis.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiser niet in Nederland verblijft en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer bestaat en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter J.J. Catsburg in aanwezigheid van griffier S.C. Hak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.