ECLI:NL:RBDHA:2024:12979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 april 2024
Publicatiedatum
15 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.1206
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door afwezigheid eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel door eiser. De aanvraag was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als ongegrond. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting die op 28 maart 2024 heeft plaatsgevonden. De gemachtigde van eiser heeft op 16 maart 2024 laten weten dat er geen contact meer is met eiser, die zich op dat moment in Frankrijk bevond in administratieve hechtenis.

De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat eiser niet in Nederland verblijft en geen contact onderhoudt met zijn gemachtigde. Dit leidt tot de conclusie dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. De rechtbank oordeelt dat er geen procesbelang meer bestaat en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter J.J. Catsburg in aanwezigheid van griffier S.C. Hak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.1206
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.S. Dunant Maurits), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M.F. van der Lubbe).

Procesverloop

Bij besluit van 11 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak is hierna vermeld onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Op 12 maart 2024 heeft verweerder de rechtbank bericht dat eiser Nederland verlaten heeft. Hij bevindt zich in Frankrijk in administratieve hechtenis. De gemachtigde van eiser heeft op 16 maart 2024 laten weten dat hij op dat moment geen contact meer met
eiser heeft en dat eiser niet meer op zijn berichten reageert. Eiser is niet op de zitting verschenen.
3. Uit vaste rechtspraak1 blijkt dat van een vreemdeling wordt verwacht dat hij in Nederland verblijft, zijn gemachtigde gedurende de gehele procedure op de hoogte houdt van deze verblijfplaats en steeds in contact blijft met zijn gemachtigde over de voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt.
4. Omdat eiser in Frankrijk verblijft en geen contact met zijn gemachtigde onderhoudt, stelt hij kennelijk geen prijs meer op een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen de afwijzing van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank komt tot de conclusie dat er geen procesbelang meer bestaat bij het voeren van deze procedure.
5. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.
6. Er is gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2024 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Hak, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
11 april 2024

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.