In deze zaak heeft eiser, geboren op [geboortedatum] en van Afghaanse nationaliteit, op 14 november 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft de minister op 30 april 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 15 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en de wettelijke beslistermijn is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de minister, die verplicht is om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank stelt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.