ECLI:NL:RBDHA:2024:13007
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 28 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Na een periode van inactiviteit heeft eiser de minister op 24 april 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Vervolgens heeft eiser op 20 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van de minister is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank wijkt af van het 8+8-wekenmodel en stelt een nieuwe beslistermijn van 8 weken na de uiterlijke beslistermijn van 21 maanden, wat betekent dat de minister uiterlijk op 23 november 2024 een besluit moet nemen.
Daarnaast bepaalt de rechtbank dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door rechter N.M. van Waterschoot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.