In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een beroep dat eiser heeft ingediend tegen de Minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had zijn aanvraag op 25 januari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden was door verweerder met negen maanden verlengd. Eiser heeft verweerder op 26 april 2024 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft verweerder een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen, maar heeft in dit geval besloten om een langere beslistermijn van acht weken op te leggen voor het afnemen van een nader gehoor en het bekendmaken van een besluit. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die een dwangsom mogelijk maken, van toepassing zijn op asielaanvragen, ondanks de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Verweerder moet een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het niet tijdig nemen van een besluit vernietigd en verweerder opgedragen om binnen zestien weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald, vastgesteld op € 437,50.