ECLI:NL:RBDHA:2024:1316

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
NL23.8605
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielaanvraag

In deze zaak heeft verzoeker op 21 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 december 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 23 november 2023 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Bij deze intrekking heeft verzoeker verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de staatssecretaris de beslistermijn van de asielaanvraag verlengd met negen maanden, wat rechtsgeldig is. Hierdoor was de ingebrekestelling van verzoeker te vroeg ingediend, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken.

De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt, omdat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.8605

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoeker

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft op 21 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 28 december 2021.
Bij besluit van 23 november 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van verzoeker ingewilligd.
Verzoeker heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Verzoeker heeft de asielaanvraag ingediend op 28 december 2021. Verweerder heeft vervolgens onderzocht of de asielaanvraag op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) niet in behandeling dient te worden genomen. Op 26 augustus 2022 is de uiterste termijn om verzoeker op grond van de Dublinverordening [1] over te dragen verstreken. Op 17 oktober 2022 heeft verweerder verzoeker bericht dat de beslistermijn op verzoekers asielaanvraag op 26 augustus 2022 is aangevangen. Op 18 oktober 2022 heeft verweerder verzoeker bericht dat hij is opgenomen in de nationale procedure.
3. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 29 maart 2023 te vroeg is ingediend.
4. Het beroep zou niet-ontvankelijk zijn verklaard, als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. Hieruit volgt dat het verzoek van verzoeker om verweerder te veroordelen in de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt.
5. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van
mr.R. de Mul, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.