In deze zaak heeft verzoeker op 21 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 28 december 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 23 november 2023 de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken. Bij deze intrekking heeft verzoeker verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de staatssecretaris de beslistermijn van de asielaanvraag verlengd met negen maanden, wat rechtsgeldig is. Hierdoor was de ingebrekestelling van verzoeker te vroeg ingediend, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken.
De rechtbank concludeert dat het verzoek om vergoeding van de proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking komt, omdat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is openbaar gemaakt en verzoeker heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.