In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Somalische nationaliteit, op 22 januari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de minister op 13 mei 2024 in gebreke gesteld en op 5 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat de minister geen verweerschrift heeft ingediend.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld moet worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De wettelijke beslistermijn voor de minister om op de aanvraag van eiseres te beslissen, is verstreken op 22 april 2024, na een verlenging van negen maanden. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
Het beroep van eiseres is kennelijk gegrond. De rechtbank legt de minister een rechterlijke dwangsom op, waarbij de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. De rechtbank bepaalt dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.