Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam] , eiser
Procesverloop
Overwegingen
€ 7.500,-.
Beslissing
D. Drent, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Afghaanse nationaliteit, op 18 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 30 april 2024 de ingebrekestelling van eiser ontvangen, waarin eiser de minister in gebreke stelde wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 23 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van de minister is verstreken en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond. De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op en bepaalt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser. De rechtbank wijkt af van het 8+8-wekenmodel en stelt een nieuwe beslistermijn van 8 weken na de uiterlijke beslistermijn van 21 maanden, wat betekent dat de minister uiterlijk op 13 november 2024 een besluit moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50.