Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
“niet dan wel niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit”niet aan de maatregel ten grondslag heeft gelegd. Ook anderszins heeft verweerder de inhoud van de deze grond niet aan eiser tegengeworpen. De wel tegengeworpen zware gronden 3a, 3b en 3c heeft eiser niet gemotiveerd betwist en zijn, gelet op het dossier, feitelijk juist. Verder heeft verweerder de lichte gronden voldoende gemotiveerd. Verweerder heeft in zijn motivering betrokken dat eiser bij zijn aanhouding beschikte over €1.100, dat deze in beslag zijn genomen wegens de strafrechtelijke verdenking van handel in harddrugs, en dat eiser heeft verklaard niet over een vaste woon- en verblijfsplaats te beschikken. Dat gronden 4c en 4d zich voordoen bij iedere asielzoeker leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft zich immers, anders dan ‘iedere asielzoeker’, meermaals hangende een asielaanvraag onttrokken aan het toezicht door met onbekende bestemming te vertrekken.