In deze zaak heeft eiseres op 23 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bij de minister van Asiel en Migratie. Op 24 mei 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft zij op 10 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de aanvraag op 23 februari 2023 ingediend, en de wettelijke beslistermijn is verlengd met negen maanden, waardoor deze op 23 mei 2024 is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en meer dan twee weken zijn verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de minister, die binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. Tevens moet de minister een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.