In deze zaak heeft eiseres op 2 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd bij de minister van Asiel en Migratie. Op 13 mei 2024 heeft eiseres de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 11 juni 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiseres heeft de aanvraag op tijd ingediend, en de beslistermijn is verlengd met negen maanden, waardoor de termijn om te beslissen op de aanvraag op 2 mei 2024 is verstreken. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld, en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank legt een rechterlijke dwangsom op aan de minister, die binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de aanvraag moet bekendmaken. De dwangsom bedraagt € 100,- per dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.