ECLI:NL:RBDHA:2024:13494

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.21493
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • D. Bruinse - Pot
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiser uit Ivoorkust met psychische problematiek en ongeloofwaardige identiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 20 augustus 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, afkomstig uit Ivoorkust, had op 19 oktober 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 21 mei 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 28 juni 2024, waarbij eiser kort na aanvang van de zitting de zaal verlaat.

De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de psychische problematiek van eiser tijdens het gehoor. Eiser had verklaard dat hij Ivoorkust had verlaten na de moord op zijn vader, die betrokken was bij de oppositie tegen de regering. De rechtbank concludeert dat de minister de verklaringen van eiser over zijn identiteit en de dood van zijn vader terecht ongeloofwaardig achtte, mede omdat eiser geen documenten kon overleggen ter ondersteuning van zijn claims. De rechtbank stelt vast dat de minister niet onterecht heeft geoordeeld dat de verklaringen van eiser inconsistent waren en dat hij onvoldoende inspanningen heeft geleverd om zijn verhaal te onderbouwen.

De rechtbank wijst het beroep van eiser af, oordelend dat de afwijzing van de asielaanvraag door de minister terecht was. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral wanneer psychische problemen een rol spelen in hun verklaringen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.21493

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en
de minister van Asiel en Migratie [1] .
(gemachtigde: mr. F.S. Schoot)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser [2] tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Eiser heeft op 19 oktober 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 21 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. Eiser heeft de zitting kort na aanvang verlaten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de kennelijk ongegrondverklaring en daarmee de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag -samengevat - het volgende ten grondslag. Eiser heeft verklaard dat hij Ivoorkust heeft verlaten omdat zijn vader aanhanger was van de toenmalige president. De vader van eiser was namelijk hoofd van een politieke jongerenbeweging in [plaats] die de regering van de president steunde. Na de machtsovername werd eisers vader door de zittende regering verantwoordelijk gehouden voor de moorden op duizenden Dioula mensen die in de periode tussen [jaar] en [jaar] zijn vermoord. Vervolgens is er wraak op eisers vader genomen, hij is op [datum] aangevallen en vermoord. Diezelfde dag is eiser gevlucht omdat hij vermoedde dat hij ook vermoord zou worden.
3.1.
Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
- Identiteit, nationaliteit en herkomst;
- Moord op de vader.
De minister acht de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit en herkomst geloofwaardig. De identiteit van eiser wordt ongeloofwaardig geacht. Het tweede relevante element, de dood van eisers vader, wordt door de minister ook ongeloofwaardig bevonden. De geloofwaardigheid van eisers nationaliteit en herkomst zijn onvoldoende zwaarwegend om aan te nemen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
Moest de gehoorambtenaar het gehoor staken omdat eisers spanningsboog te hoog opliep?
4. Eiser betoogt dat de minister tijdens het gehoor onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische klachten en het daarover gegeven Medifirst advies. Vanwege zijn psychische problemen is door Medifirst aangegeven dat eisers spanningsboog niet te ver mocht oplopen. Dit is onbedoeld toch gebeurd en kan daarom in redelijkheid niet aan eiser worden tegengeworpen. Eiser is zelf niet in staat om aan te geven wanneer hij een pauze nodig heeft, eiser was moe en wilde van het gehoor af zijn. Het behoort dan ook tot de verantwoordelijkheid van de gehoorambtenaar om hierin keuzes te maken. In dit geval had de gehoorambtenaar het gehoor moeten staken. Uit het verslag van de hoorzitting van 14 mei 2024 blijkt namelijk duidelijk dat eiser vanaf pagina 22 vermoeid raakt. Vervolgens worden verschillende verklaringen die op diezelfde pagina of de pagina’s daarna zijn gedaan – waaronder de naam van eisers vader - door de minister bij de besluitvorming ten onrechte tegengeworpen vanwege tegenstrijdigheden of onvolledigheid.
Toetsingskader
4.1.
In de Werkinstructie (WI) 2021/12 ‘Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure’ staat hoe de minister omgaat met medische problematiek voorafgaand aan en tijdens het afnemen van gehoren. In deze WI is onder andere opgenomen dat voorafgaand aan het horen een medisch advies wordt gegeven om te bepalen of er sprake is van lichamelijke en psychische factoren die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet of onvoldoende in staat is om coherent, consistent en compleet te verklaren. Uit rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) [3] volgt dat de gehoorambtenaar tijdens de gehoren rekening houdt met de voor het horen relevante beperkingen zoals weergegeven in het FMMU-advies (nu: Medifirst) en alert blijft op signalen dat een vreemdeling niet in staat is om zijn asielrelaas naar voren te brengen of om vragen daarover te beantwoorden. Bij twijfel hierover verwijst de gehoorambtenaar de vreemdeling terug naar Medifirst. Als zich tijdens het gehoor op enig moment andere feiten of omstandigheden voordoen die afdoen aan de houdbaarheid van het medisch advies, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de minister om te beoordelen of de medisch adviseur hierover geïnformeerd wordt of dat overleg plaatsvindt dat een nieuw advies nodig is.
Medifirst-advies en beperkingen voor het horen
4.2.
Voorafgaand aan het nader gehoor van 14 mei 2024 is eiser meerdere keren onderzocht door Medifirst. In de Medifirst adviezen van 30 juni 2022, 30 augustus 2022, 18 april 2023, 16 mei 2023 en 11 september 2023 concludeert Medifirst dat eiser vanwege zijn psychische aandoeningen niet gehoord kan worden. In het Medifirst-advies van 20 maart 2024 stelt Medifirst vast dat eiser gehoord kan worden, maar dat daarvoor een aantal beperkingen gelden waar de gehoorambtenaar rekening mee moet houden. Het gaat om de volgende beperkingen:
- ‘Betrokkene heeft beladen gebeurtenissen meegemaakt en kan wanneer deze ter sprake komen toenemende spanning en hierdoor concentratie-en geheugenproblemen ervaren. Graag het oplopen van spanning vermijden.’
- ‘Betrokkene heeft een verminderde concentratieboog. Graag hier rekening mee houden en eenvoudige, korte en gerichte vragen stellen en tijdig een pauze aanbieden.’
- ‘Bij betrokkene geobserveerd dat hij moeite heeft met het plaatsen van exacte gegevens bij gebeurtenissen, hij weet deze wel ongeveer te benoemen, maar kan last hebben van een mogelijke blokkade. Betrokkene meer tijd geven om deze gegeven te achterhalen of bij benadering uitvragen.’
- ‘Betrokkene heeft moeite met de duur en het verloop van de procedure.’
Oordeel van de rechtbank
4.3.
De rechtbank stelt vast dat voor de inhoudelijke behandeling van eisers beroepsgronden over de ongeloofwaardigheid van de relevante elementen eerst van belang is om vast te stellen of de minister voldoende rekening heeft gehouden met eisers psychische problematiek bij het horen. Dan kan de rechtbank namelijk vaststellen of de minister de verklaringen van eiser mag betrekken in de beoordeling.
De rechtbank oordeelt dat de minister zich terecht op het standpunt stelt dat er in het nader gehoor voldoende en kenbaar rekening is gehouden met de beperkingen voor het horen die door Medifirst zijn gegeven. In de eerste plaats geldt er een positief advies van Medifirst dat eiser gehoord kon worden, eiser heeft dit niet gemotiveerd weersproken, ook heeft hij geen IMMO-rapport overgelegd. De minister stelt zich op de zitting terecht op het standpunt dat uit het patiëntendossier geen andersluidend beeld volgt ten tijde van het positieve Medifirst advies, maar juist het beeld bevestigt dat er episodes zijn dat eiser wel helder is en goed in staat is om vragen te beantwoorden. Bijvoorbeeld op 12 juni 2023 staat vermeld ‘antwoord adequaat en beleefd’. Bij 24 augustus 2022 staat ‘scherp en alert in het contact’. Er zijn dus aanwijzingen dat hij niet constant in dezelfde toestand verkeert. Eiser heeft dit niet gemotiveerd weersproken.
Voor wat betreft de beperkingen bij het horen wordt eiser niet gevolgd in zijn betoog dat ondanks het advies van Medifirst om eisers spanningsboog niet te ver te laten oplopen, dit toch is gebeurd. Uit het verslag blijkt dat de gehoorambtenaar op meerdere momenten aan eiser heeft gevraagd of hij behoefte had aan een pauze. Er zijn ook regelmatig pauzes gehouden, namelijk om 10:25 uur, om 12:00 uur en om 14:35 uur. Daarnaast heeft de gehoorambtenaar voorgesteld om vaker te pauzeren, maar eiser heeft dit afgeslagen. Zodoende heeft de gehoorambtenaar voldoende inspanning geleverd om te voorkomen dat eisers spanningsboog te ver opliep. De minister stelt zich op de zitting verder terecht op het standpunt dat naast het aanbieden van pauzes, de gehoorambtenaar kenbaar rekening houdt met de vastgestelde beperkingen door voor te stellen om de vragen lopend te beantwoorden of te stoppen met het gehoor en een andere keer verder te gaan. Hierbij weegt mee dat de gehoorambtenaar een getrainde professional is die bijvoorbeeld ook kan inschatten dat het stoppen van het gehoor een stress verergerende werking kan hebben. Dit haakt ook in op eisers betoog dat de gehoorambtenaar het gehoor had moeten staken, er waren geen signalen voor de gehoorambtenaar dat het niet meer ging zodat hier geen aanleiding voor bestond. Ondanks de vermoeidheid van eiser, blijkt namelijk niet uit zijn antwoorden dat eiser niet op de vragen kan reageren of dat hij de vragen niet begrijpt. De antwoorden van eiser sluiten namelijk aan op de vraagstelling van de gehoorambtenaar.
Conclusie en leeswijzer
4.4.
Het gehoor is zorgvuldig afgenomen, de gehoorambtenaar heeft kenbaar rekening gehouden met de vastgestelde beperkingen van Medifirst en uit het gehoor blijkt dat eiser de vragen kan beantwoorden. Het gehoor is in niet ten onrechte niet gestaakt. De rechtbank oordeelt daarom dat de minister de verklaringen van eiser mag gebruiken bij de beoordeling van zijn asielrelaas. Ook bij de bespreking van de andere beroepsgronden wordt hiervan uitgegaan. De rechtbank zal nu eerst verdergaan met eisers beroepsgrond dat de minister vervolgens in de beoordeling en weging van zijn verklaringen onterecht onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische problemen. Daarna gaat zij verder met de bespreking van de overige beroepsgronden.
Heeft de minister in de geloofwaardigheidsbeoordeling rekening gehouden met eisers psychische gesteldheid?
5. Eiser betoogt dat de minister in de geloofwaardigheidsbeoordeling van zijn asielrelaas en de relevante elementen onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn psychische toestand/problemen. Eiser betwist weliswaar niet dat dat er sprake is van tegenstrijdigheden, maar dat tegenstrijdige, onvolledige of summiere verklaringen hem vanwege zijn psychische gesteldheid niet kunnen worden tegengeworpen. Van hem kan niet worden verwacht dat hij meer of gedetailleerd verklaard. Eiser weet de sterfdatum van zijn vader pas in een later stadium, vanwege zijn psychische stoornissen heeft hij eerder 2014 verklaard, hij bedoelde hiermee dat hij toen in Europa aankwam. Eiser heeft in zijn patiëntendossier het juiste jaartal genoemd (2013) en de minister moet rekening houden met de correcties en aanvullingen. De minister werpt hem verder ten onrechte tegen dat hij tegenstrijdig zou hebben verklaard over de naam van zijn vader, eiser was moe en noemde enkel niet de volledige naam van zijn vader.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat bij de geloofwaardigheidsbeoordeling niet is gebleken dat eiser vanwege zijn psychische problemen tegenstrijdig heeft verklaard. Daarnaast heeft eiser met een herhaling van wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd over het meewegen van zijn psychische problemen in de geloofwaardigheidsbeoordeling, niet geconcretiseerd of nader onderbouwd waar het in het bestreden besluit aan schort. De minister heeft in het bestreden besluit ook al een inhoudelijke motivering opgenomen over de in beroep herhaalde argumenten met betrekking tot het sterftejaar van eisers vader. Het herhalen van de zienswijze levert in beroep geen nieuwe grond op. De rechtbank heeft geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de minister zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser (in de zienswijze) niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn psychische problemen de oorzaak zijn voor de gedane tegenstrijdige verklaringen.
Eiser voert op de zitting aan dat het tegenstrijdig is dat de minister enerzijds zegt dat niet verwacht wordt dat eiser gedetailleerd kan verklaren, maar anderzijds wel dat hij wel meer moet kunnen verklaren dan hij heeft gedaan. Volgens eiser is dit tegenstrijdig omdat hij vanwege zijn psychische gesteldheid alles heeft verklaard wat hij (redelijkerwijs) kon verklaren. De rechtbank volgt dit niet, de minister stelt niet ten onrechte dat het bij details bijvoorbeeld gaat om het noemen van een dag of een tijdstip. Van eiser mag wel worden verwacht dat hij uitgebreider kan verklaren over de gebeurtenissen en zijn reis naar aanleiding van deze gebeurtenissen.
Acht de minister de identiteit van eiser ten onrechte ongeloofwaardig?
6. Eiser betoogt dat de minister zijn identiteit ten onrechte ongeloofwaardig acht. Het is onredelijk en onzorgvuldig dat zijn identiteit niet wordt geloofd, maar zijn nationaliteit en herkomst wel. De minister stelt ten onrechte dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd, in de zienswijze heeft eiser al toegelicht dat hij kampt met psychische problemen, de minister heeft hier (ook bij de beoordeling van zijn identiteit) onvoldoende rekening mee gehouden. Eiser heeft tijdens het laatste gehoor aangegeven dat hij nooit heeft gezegd dat hij in het bezit was van een paspoort, het ging om een verklaring van nationaliteit die hij niet in Spanje maar in Nederland is kwijtgeraakt. Eiser heeft al eerder aangevoerd dat hij erg getraumatiseerd was toen hij de aliassen gebruikte. In België en Duitsland werd hij namelijk onredelijk behandeld. Ook door zijn psychische gesteldheid heeft hij een andere naam opgegeven. In Nederland is eiser niet zo behandeld en heeft hij de juiste naam opgegeven. Het was – anders dan de minister stelt – voor eiser niet mogelijk om dit eerder dan in de zienswijze aan te kaarten. Daarnaast was eiser in het bezit van een nationaliteitsverklaring uit Ivoorkust die in het AZC is gestolen, waar eiser ook melding van heeft gemaakt bij het COA. In de zienswijze heeft eiser de minister verzocht om zijn dossier bij Zwitserland op te vragen omdat een kopie van de nationaliteitsverklaring is gemaakt. De minister wil dit document ten onrechte niet opvragen. Dit lag wel op de weg van de minister omdat het een origineel document (het enige originele document) betreft waar eisers naam op staat. Door te stellen dat eiser het zelf had moeten opvragen houdt de minister bij de beoordeling van zijn identiteit onvoldoende rekening met zijn psychische gesteldheid.
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet wordt gevolgd in zijn betoog dat hij nooit heeft aangegeven dat hij in het bezit was van een paspoort. Eiser heeft in het aanmeldgehoor Dublin uit 2017 meerdere keren verklaard dat hij in het bezit is geweest van een paspoort. De rechtbank volgt het op de zitting ingenomen standpunt dat dit een vertaalfout is niet. Het gaat namelijk niet alleen om een het woord ‘paspoort’, maar om een heel afwijkend verhaal om het verlies van dat paspoort heen. In het aanmeldgehoor Dublin uit 2017 verklaart eiser dat zijn paspoort door vrienden in de boot op de zee bij Spanje is gestolen. [4] Nu heeft eiser het over een nationaliteitsverklaring die is gestolen in het AZC en waarvoor hij aangifte heeft gedaan en melding van heeft gemaakt bij het COA. [5] Het is niet aannemelijk dat deze verschillen in de verklaringen zijn veroorzaakt door een vertaalfout.
De minister ziet daarnaast in niet ten onrechte niet in hoe eisers psychische problemen ervoor hebben gezorgd dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het wel of niet in bezit hebben van identificerende documenten, de rechtbank verwijst naar haar oordeel onder 4.3. Ook heeft eiser dit betoog op geen enkele manier geconcretiseerd of onderbouwd. Eiser wordt evenmin gevolgd in zijn betoog dat hij door zijn psychische gesteldheid aliassen heeft opgegeven. Hij heeft namelijk in het nader gehoor verklaard dat hij zomaar namen heeft opgegeven om ervan af te zijn en door te kunnen reizen. [6] In de gehoren heeft eiser niet verklaard over een onredelijke of onmenselijke behandeling als reden voor het noemen van aliassen. Bovendien heeft eiser niet eerder van de gelegenheid gebruik gemaakt om de afwijkende persoonsgegevens in de andere lidstaten toe te lichten, terwijl hij hier in Nederland wel de kans toe had.
6.2.
Daarnaast heeft de minister niet ten onrechte geen aanleiding gezien om de nationaliteitsverklaring van eiser bij Zwitserland op te vragen. In de eerste plaats stelt de minister zich in niet ten onrechte op het standpunt dat eisers nationaliteit door de minister geloofwaardig wordt geacht en dat eiser met betrekking tot zijn identiteit tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over het in bezit zijn van documenten en de meerdere registraties met afwijkende persoonsgegevens in verschillende Dublinlanden. Daarnaast heeft eiser niet onderbouwd op welke wijze de nationaliteitsverklaring zijn identiteit onderbouwd of hier uitsluitsel over geeft. Evenmin is onderbouwd waarom het aan de minister is om dit document bij de Zwitserse autoriteiten op te vragen, terwijl het aan eiser is om zijn asielrelaas zoveel mogelijk met documenten te onderbouwen. De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat een nationaliteitsverklaring de verschillende aliassen en tegenstrijdige verklaren niet wegneemt. Het is aan eiser om zich in te spannen als hij dit document wil overleggen. De enkele stelling op de zitting dat eiser vanwege zijn psychische problemen niet in staat was om dit op te vragen, maakt niet dat de bewijslast en inspanningsverplichting aan de zijde van eiser wegvalt. Hij heeft dit betoog namelijk niet met documenten aannemelijk gemaakt of nader toegelicht. Verder acht de rechtbank van belang dat eiser wordt bijgestaan door een gespecialiseerd gemachtigde. De enkele stelling van de gemachtigde op de zitting dat zij niet weet hoe zij dit bij Zwitserland moet opvragen acht de rechtbank onvoldoende onderbouwing voor het betoog dat eiser en zijn gemachtigde allebei niet in staat waren op de nationaliteitsverklaring op te vragen en het daarom aan de minister was om dit stuk bij Zwitserland op te vragen.
Acht de minister de moord op de vader van eiser ten onrechte ongeloofwaardig?
7. Eiser betoogt dat de minister de moord op zijn vader ten onrechte ongeloofwaardig acht. Hiertoe voert eiser aan dat de minister hem ten onrechte tegenwerpt dat hij geen documenten heeft overgelegd met betrekking tot de moord op zijn vader. Eiser is acuut gevlucht en in 2013 was er in Nederland wel een goede internetverbinding, maar dit gold niet voor Ivoorkust. Eiser kon daarom niet via internet in contact komen/blijven met zijn buurtgenoten of informatie opvragen bij instanties via internet. Sinds eiser zijn oude telefoon is kwijtgeraakt, beschikt hij ook niet over een nieuwe. Vanwege eisers depressie kan hem niet worden tegengeworpen dat hij zich niet heeft ingespannen om documenten te vergaren. De minister stelt ten onrechte dat dit wel van hem kan worden verwacht omdat hij al tien jaar in Europa verblijft. Ook voert eiser aan dat hij niet tegenstrijdig, maar alleen onvolledig verklaard over de naam van zijn vader. Eiser geeft aan het einde van het gehoor niet de volledige naam van zijn vader, omdat zijn concentratievermogen vanwege zijn psychische problemen zichtbaar was gedaald.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser tijdens de tien jaar die hij al in Europa verblijft, genoeg tijd heeft gehad om documenten in bezit te krijgen of hier een poging toe te ondernemen. Daarnaast heeft eiser met een herhaling van wat er in de zienswijze is opgenomen niet geconcretiseerd of nader onderbouwd waar het bestreden besluit aan schort.
Dat er in Ivoorkust niet altijd werkend internet is wordt niet uitgesloten. In Europa heeft eiser echter voldoende mogelijkheid (gehad) om internet te gebruiken al dan niet met behulp van zijn rechtsbijstandsverleners of hulpverleners. Het op de zitting ingenomen en niet onderbouwde standpunt dat eiser psychisch ook niet in staat was om vanuit Nederland naar documenten te zoeken slaagt bij een gebrek aan onderbouwing evenmin.
Daarnaast stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiser niet wordt gevolgd in zijn betoog dat er geen documenten beschikbaar zijn om de dood van zijn vader aan te tonen. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt of onderbouwd dat hij enige inspanning heeft geleverd om aan informatie rondom het overlijden van zijn vader te komen. Omdat dit de kern van eisers asielrelaas is, mag de minister deze inspanning wel van eiser verwachten. De minister stelt op de zitting niet ten onrechte dat eiser had kunnen proberen om documentatie of informatie te verzamelen over bijvoorbeeld een overlijdensakte en de begrafenis. Dit had hij bijvoorbeeld kunnen doen via de media. Daarnaast volgt de minister eiser terecht niet in zijn betoog dat hij niet tegenstrijdig, maar onvolledig zou hebben verklaard over de naam van zijn vader.
In het aanmeldgehoor Dublin uit 2017 heeft eiser gezegd dat zijn vader [naam 1] heet en in het gehoor zegt hij dat zijn vader [naam 2] heet. [7] Vervolgens betoogt eiser in de correcties en aanvullingen van 15 mei 2024 dat er hij in het nader gehoor geen onvolledige naam heeft genoemd. Daarna voert hij in de zienswijze aan dat de volledige naam van zijn vader [naam 3] is. De rechtbank volgt de minister dat bovenstaande verklaringen over de naam van eisers vader kunnen worden aangemerkt als tegenstrijdig.
7.2
Eiser voert aan dat de minister ten onrechte tegenstrijdige en/of onvolledige verklaringen over het sterftejaar van zijn vader tegenwerpt. Eiser betoogt op de zitting dat hij niet eerder heeft verklaard dat zijn vader in 2014 is overleden. Eiser wist de sterfdatum van zijn vader pas in een later stadium, hij heeft eerder in het aanmeldgehoor Dublin het jaar 2014 genoemd omdat hij dacht dat naar het jaar van zijn aankomst in Europa werd gevraagd. Hij is voorafgaand aan het aanmeldgehoor Dublin niet onderzocht door Medifirst. In zijn patiëntendossier op pagina 36, de correcties op de rapporten en het nader gehoor noemt hij de correcte datum en het correcte jaartal (2013). Eiser kan in alle redelijkheid ook niet worden tegengeworpen dat de verklaringen over de dood van zijn vader en de vlucht daarna vaag en oppervlakkig zijn, hij is ernstig getraumatiseerd. Van hem kunnen geen gedetailleerde verklaringen worden verwacht, de minister stelt onterecht dat eiser meer kan verklaren.
7.3.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht stelt dat eiser in ieder geval in het aanmeldgehoor van 13 juni 2022 heeft verklaard dat zijn vader in 2014 is overleden. Het feit dat eiser voorafgaand aan dat gehoor niet is onderzocht door Medifirst doet daar niet aan af. De gemachtigde van eiser stelt op de zitting weliswaar dat er kennelijk nooit correcties en aanvullingen zijn gedaan en dat zij daarom alle gehoren op 15 mei 2024 heeft gecorrigeerd. Dit doet echter geen afbreuk aan het standpunt van de minister, noch is dit een onderbouwende en verschoonbare verklaring voor de geconstateerde tegenstrijdigheid van de verklaringen over het sterftejaar van zijn vader.
Ziet de minister ten onrechte geen aanleiding tot toepassing van het traumatabeleid?
8. Eiser betoogt dat de minister ten onrechte geen beoordeling maakt of eiser in aanmerking komt voor het traumatabeleid. Eiser is geconfronteerd met de gruweldaden van het regime, van hem mag niet worden verwacht dat hij ooit nog terugkeert naar Ivoorkust. Ook is hij ernstig getraumatiseerd door de verkrachting in oktober 2019. De minister stelt vervolgens onterecht dat dit niet opgaat omdat de dood van eisers vader ongeloofwaardig wordt geacht. Gelet op eisers omstandigheden kon dit element door de minister niet op de genoemde gronden ongeloofwaardig worden verklaard.
8.1.
Naar het oordeel van de rechtbank stelt de minister zich niet ten onrechte op het standpunt dat de dood van eisers vader ongeloofwaardig wordt geacht en dat eiser daarom niet wordt gevolgd in zijn verklaringen over wat hem is overkomen in Ivoorkust. Omdat niet is komen vast te staan dat eiser is geconfronteerd met wandaden van het regime in Ivoorkust, voldoet eiser alleen daarom al niet aan de voorwaarden die worden gesteld aan toepassing van het traumatabeleid. Deze voorwaarden zijn opgenomen in paragraaf C2/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc 2000). Wat eiser heeft verklaard over de (gestelde) verkrachting door een homoseksueel in Europa [8] , kan evenmin worden aangemerkt als een wandaad van het regime van Ivoorkust en biedt daarom geen aanleiding voor toepassing van het traumatabeleid.
Had de minister moeten wachten op de uitslag van het BMA onderzoek voor het behandelen van eisers asielaanvraag?
9. Eiser betoogt dat de minister het Bureau Medische Advisering (BMA) medisch onderzoek laat uitvoeren in het kader van uitstel van vertrek op grond van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). De minister had echter moeten wachten op de uitslag van het BMA onderzoek, voordat de asielaanvraag van eiser inhoudelijk werd beoordeeld. Er ontstaat een medische noodsituatie bij terugkeer naar Ivoorkust, eiser komt dan mogelijk in een depressie terecht, dit is aangevoerd bij de correcties en aanvullingen op pagina 14 van het nader gehoor.
9.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich – op de zitting – niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat er geen aanleiding bestond om de inhoudelijke behandeling van eisers asielverzoek uit te stellen in afwachting van het medisch advies van het BMA. Aan eiser is tijdelijk uitstel van vertrek verleend op medische gronden, het BMA onderzoekt daarom eisers medisch/psychische toestand in het kader van uitstel van vertrek.
De rechtbank stelt voorop dat eisers betoog onvoldoende raakvlakken heeft met de – door de minister op de zitting aangehaalde - Saint Kitts [9] jurisprudentie. Er is namelijk niet gebleken of aannemelijk gemaakt dat eisers medische klachten leiden tot schending van artikel 3 van het EVRM. Dat eiser misschien in een depressie raakt is onvoldoende om deze grond aan te merken als asielmotief en aan te nemen dat eiser vanwege psychische klachten in een artikel 3 EVRM situatie terechtkomt. De rechtbank wijst bovendien op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak M’Bodj [10] en jurisprudentie van de Afdeling [11] waaruit volgt dat geen subsidiaire beschermingsstatus kan worden toegekend als uitzetting in verband met de medische toestand van een vreemdeling wegens uitzonderlijke omstandigheden leidt tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Gelet op het bovenstaande is de rechtbank ook van oordeel dat de minister de opmerking van eiser in zijn correcties en aanvullingen dat hij mogelijk in een depressie zal geraken bij terugkeer niet had hoeven op te vatten als een relevant element van het asielrelaas.

Conclusie en gevolgen

10. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van eisers asielaanvraag stand houdt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Bruinse - Pot, rechter, in aanwezigheid van F. Metz, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Eiser hanteert zelf de schrijfwijze [schrijfwijze naam], in de documenten van de minister (waaronder het bestreden besluit) staat [schrijfwijze naam].
3.Zie ABRvS van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2086, r.o. 8.3 en ABRvS van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2057.
4.Aanmeldgehoor Dublin pagina 3.
5.Pagina 10 van het nader gehoor.
6.Pagina 6 van het nader gehoor.
7.Pagina 23 van het nader gehoor.
8.Pagina3, 4 en 7 van het aanmeldgehoor Dublin van 29 mei 2020.
9.EHRM Saint Kitts, RV 1997/70.
10.HvJ EU van 18 december 2014, M’Bodj tegen de Belgische Staat, ECLI:EU:C:2014:2452.
11.Vergelijk ABRvS 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1733.