ECLI:NL:RBDHA:2024:13497

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
NL24.31280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 21 augustus 2024, is de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, aan de orde. Eiser had op 10 april 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 8 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder deze maatregel al getoetst in uitspraken van 30 april, 12 juni en 11 juli 2024. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 14 augustus 2024 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 4 juli 2024 rechtmatig was. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt, gezien de herhaalde rappelacties bij de Marokkaanse en Libanese autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd waarom er geen zicht op uitzetting zou zijn, en de rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel te trekken.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31280

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.T. Laigsingh),
en
de minister van Asiel en Migratie. [1]

Procesverloop

De minister heeft op 10 april 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring en het voortduren van deze maatregel al eerder getoetst bij uitspraken van 30 april 2024, [2] 12 juni 2024 [3] en 11 juli 2024. [4]
Eiser heeft op 8 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel en verzocht om schadevergoeding. De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 14 augustus 2024 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [5]
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 11 juli 2024 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 4 juli 2024) rechtmatig is.
Werkt de minister voldoende voortvarend aan de uitzetting?
3. Eiser voert aan dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting, omdat er vier maanden zijn verstreken sinds het indienen van de aanvraag om een laissez-passer. De minister rappelleert alleen algemeen en niet op dossierniveau. Van de minister mag meer worden verwacht, omdat de bewaring al een lange periode voortduurt en omdat in één van de landen, waar een laissez-passer is aangevraagd, een oorlog heerst.
3.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. In wat eiser aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting uit Nederland. Sinds het sluiten van het onderzoek op 4 juli 2024 is meermalen gerappelleerd bij de Marokkaanse en Libanese autoriteiten, namelijk op 10 juli 2024 en op 30 juli 2024. Daarnaast heeft er op 31 juli 2024 nog een vertrekgesprek plaatsgevonden. Alleen al daarom werkt de minister voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser. [6] De stelling van eiser dat de minister op dossierniveau dient te rappelleren, volgt de rechtbank niet. Er zijn geen specifieke omstandigheden gebleken die de minister daartoe zouden moeten bewegen. Het is bovendien in hoge mate aan de Marokkaanse en Libanese autoriteiten om te bepalen hoe een aanvraag om een laissez-passer wordt behandeld en aan deze autoriteiten mag enige tijd worden gegund om de afgifte van een laissez-passer in orde te maken. Dat de bewaring van eiser al vier maanden duurt en in Libanon oorlog heerst, wat daar ook van zij, maakt dat niet anders.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
4. Het betoog van eiser dat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn is, slaagt niet. Los nog van het feit dat eiser dit betoog niet heeft toegelicht of onderbouwd, volgt uit de rechtspraak dat zicht op uitzetting naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. [7] Het is de rechtbank niet gebleken dat dit in het geval van eiser anders is. Het is de rechtbank ook niet gebleken waarom zicht op uitzetting naar Libanon in het algemeen of in het concrete geval van eiser zou ontbreken. Bovendien kan eiser de tijd verkorten door zelf mee te werken aan het verkrijgen van (kopieën van) identiteitsdocumenten. Uit de stukken blijkt niet van een bereidheid daartoe.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
5. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregelen niet is voldaan. [8]

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoekt tot schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M.C. Schuurman-Kleijberg, rechter, in aanwezigheid van S. Voolstra, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zowel de minister als de staatssecretaris worden voor de leesbaarheid in deze uitspraak aangeduid als de minister.
2.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 30 april 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:6494.
3.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 12 juni 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:9332.
4.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10813.
5.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
6.Vergelijk ook Rb. Den Haag (zp Arnhem) 11 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10813, r.o. 3.1.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269 en van 8 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3033.
8.Vergelijk ABRvS van 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.