ECLI:NL:RBDHA:2024:13497
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, op 21 augustus 2024, is de maatregel van bewaring van eiser, opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, aan de orde. Eiser had op 10 april 2024 een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft op 8 augustus 2024 beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft eerder deze maatregel al getoetst in uitspraken van 30 april, 12 juni en 11 juli 2024. De rechtbank heeft het vooronderzoek gesloten op 14 augustus 2024 en bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.
De rechtbank overweegt dat indien de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of niet gerechtvaardigd is, het beroep gegrond verklaard kan worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring tot het sluiten van het onderzoek op 4 juli 2024 rechtmatig was. Eiser stelt dat de minister onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting, maar de rechtbank oordeelt dat de minister voldoende voortvarend handelt, gezien de herhaalde rappelacties bij de Marokkaanse en Libanese autoriteiten. Eiser heeft niet onderbouwd waarom er geen zicht op uitzetting zou zijn, en de rechtbank concludeert dat er geen gronden zijn om de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel te trekken.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.