In deze zaak hebben eisers op 20 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Op 23 april 2024 hebben zij de minister in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. Vervolgens hebben zij op 13 mei 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend, waardoor de rechtbank op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak heeft gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de minister is overschreden. De aanvraag is ingediend op 20 september 2022 en de beslistermijn is verlengd met negen maanden, wat betekent dat de minister uiterlijk op 20 juni 2023 had moeten beslissen. Aangezien de eisers de minister rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en er meer dan twee weken zijn verstreken, is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen vier weken na de bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit op de asielaanvraag te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De proceskosten van eisers zijn vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.