ECLI:NL:RBDHA:2024:13715
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Middelburg, heeft op 26 augustus 2024 uitspraak gedaan. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 20 september 2023 is ingediend en dat verweerder op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen een besluit had moeten nemen. De beslistermijn was verlengd met drie maanden, waardoor verweerder uiterlijk op 19 maart 2024 had moeten beslissen. Aangezien dit niet is gebeurd, heeft eiseres verweerder op 22 maart 2024 in gebreke gesteld en op 12 april 2024 het beroep ingesteld, wat tijdig is gedaan.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist. De rechtbank legt verweerder een termijn van twee weken op om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen. In dit geval heeft de rechtbank bepaald dat verweerder binnen acht weken na de uitspraak moet beslissen, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en eiseres is geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.