ECLI:NL:RBDHA:2024:13727
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf voor haar echtgenoot en kinderen. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting, omdat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend. Eiseres heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.
Eiseres heeft haar aanvraag op 14 september 2023 ingediend, en verweerder had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen. De beslistermijn is verlengd, maar uiteindelijk is er geen besluit genomen. Eiseres heeft verweerder op 29 maart 2024 in gebreke gesteld en het beroep is op 16 april 2024 ingesteld, wat tijdig is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt verweerder een termijn op van twee weken om een besluit bekend te maken, met de mogelijkheid om deze termijn te verlengen in bijzondere gevallen.
De rechtbank stelt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en legt een termijn van acht weken op voor verweerder om te beslissen. Indien verweerder niet tijdig beslist, verbeurt hij een dwangsom van € 100 per dag, met een maximum van € 7.500. De rechtbank stelt vast dat verweerder € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 augustus 2024.