Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser
Inleiding
Beoordeling door de rechtbank
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten ter hoogte van
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.E. Temmen, had beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie, waarin werd meegedeeld dat zijn tijdelijke bescherming, zoals bedoeld in de Richtlijn 2001/55/EG, eindigde. Dit besluit werd op 25 augustus 2023 genomen. Echter, op 8 februari 2024 heeft de minister meegedeeld dat het bestreden besluit was ingetrokken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is wegens gebrek aan procesbelang, aangezien eiser geen belang meer had bij het voortzetten van het beroep tegen het ingetrokken besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten om zonder zitting uitspraak te doen, omdat de uitkomst kennelijk vaststond. Eiser heeft niet gereageerd op de vraag van de rechtbank of hij zijn beroep nog wilde handhaven na de intrekking van het besluit.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten die door eiser zijn gemaakt, vastgesteld op € 875, voor rechtsbijstand verleend door een derde. Deze kosten zijn berekend op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De uitspraak is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.