ECLI:NL:RBDHA:2024:1376

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL23.39670
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van onvoldoende bewijs van identiteit en herkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 februari 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, die stelt Somalische nationaliteit te hebben, heeft in Nederland een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet in staat was zijn identiteit, nationaliteit en herkomst te onderbouwen met documenten of andere bewijsmaterialen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 behandeld. Eiser betwistte de afwijzing en voerde aan dat de staatssecretaris ten onrechte had geconcludeerd dat hij zijn herkomst niet aannemelijk had gemaakt. De staatssecretaris had een taalanalyse laten uitvoeren, waaruit bleek dat eisers taalgebruik niet overeenkwam met de spraakgemeenschap van Zuid-Somalië. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd, wat zijn zaak verzwakte.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn besluit en dat eiser niet had aangetoond dat hij in bewijsnood verkeerde. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat de taalanalyse zorgvuldig was uitgevoerd en dat eiser niet voldoende had aangetoond dat hij afkomstig was uit Mogadishu. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris terecht was.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39670

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R. Deniz)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2023 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris. Als tolk was aanwezig A. Jama.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben. Hij heeft op 19 november 2021 in Nederland een asielaanvraag ingediend.
2. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit opgemerkt dat eiser niet in staat is geweest om zijn gesteld identiteit, nationaliteit en herkomst te staven met documenten of andere bewijsmaterialen. Daarom heeft de staatssecretaris ook vragen gesteld over eisers herkomst en onderzoek gedaan door middel van taalanalyse. De staatssecretaris is tot de conclusie gekomen dat eiser zijn herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Hij heeft daarom geen aanleiding gezien om eisers asielaanvraag inhoudelijk te beoordelen.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert daartegen het volgende aan. Eiser betwist dat hij zijn nationaliteit, identiteit en herkomst onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. De staatssecretaris heeft ten onrechte tegengeworpen dat hij onmogelijk zonder geboortebewijs een Somalisch paspoort heeft kunnen aanvragen. In het bestreden besluit is niet concreet gemaakt dat eiser niet gedetailleerd heeft verklaard over zijn herkomstgebied. Daarnaast is de taalanalyse niet zorgvuldig tot stand gekomen; het deskundigenoordeel kan immers niet zonder nader onderzoek door de staatssecretaris worden overgenomen. Bovendien kan de inhoud van de taalanalyse de conclusie van de staatssecretaris niet dragen. Tot slot heeft staatssecretaris eiser niet voldoende in de gelegenheid gesteld om een contra-expertise uit te voeren. De staatssecretaris schiet tekort in zijn samenwerkingsplicht door geen hulp te bieden bij het vinden van een expert en doordat hij te weinig tijd heeft geboden om effectief een contra-expertise te kunnen uitvoeren.
4. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden aan de hand van de ingebrachte stukken in het digitale dossier en wat op zitting is besproken.
Heeft eiser zijn identiteit met documenten aannemelijk gemaakt?
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij in bewijsnood verkeert, nu Somalië geen officiële identiteitsdocumenten uitgeeft die door de staatssecretaris als zodanig worden erkend. Eiser heeft terecht kanttekeningen gezet bij de betrouwbaarheid van Somalische identiteitsdocumenten. [1] Een Somalisch paspoort of ander identiteitsdocument kan echter gelden als een begin van bewijs ter onderbouwing van iemands identiteit en nationaliteit. Verweerder heeft daar terecht op gewezen. Eiser heeft verklaard dat hij heeft gereisd met een Somalische identiteitskaart en een paspoort, voorzien van een visum voor Turkije. Ook heeft hij op enig moment beschikt over een Grieks (vreemdelingen-)document. Zijn paspoort heeft eiser naar eigen zeggen in zee gegooid of in Turkije achtergelaten. Bij aankomst in Nederland beschikte eiser over geen enkel identificerend document. Eiser had dus wel over zijn paspoort kunnen beschikken. Gelet daarop heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser er niet in is geslaagd zijn gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst te staven met documenten.
Is eiser er op andere wijze in geslaagd zijn gestelde herkomst aannemelijk te maken?
6. De staatssecretaris heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende heeft verklaard over zijn herkomstgebied. Hoewel sommige algemene zaken uit eisers verklaringen kloppen, heeft hij hiermee niet aangetoond dat hij in Mogadishu is geboren en opgegroeid, zoals hij stelt. In aanvulling op deze bevindingen heeft de staatssecretaris een taalanalyse laten uitvoeren door het Team Onderzoek en Expertise Land en Taal (hierna: TOELT). Uit dit onderzoek volgt dat eisers taal eenduidig niet te herleiden is tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Op basis van deze gegevens heeft de staatssecretaris de gestelde herkomst van eiser niet aangenomen.
Verklaringen over de herkomstomgeving
7. De rechtbank stelt vast dat het rapport van de taalanalyse een passage bevat waarin eisers verklaringen over zijn herkomstomgeving zijn beoordeeld, overigens zonder voorbeelden te noemen waarop deze beoordeling is gebaseerd. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling [2] van 12 januari 2023 [3] oordeelt de rechtbank dat topografische kennis niet behoort tot de deskundigheid van een taalanalist. Uit het bestreden besluit blijkt echter niet dat verweerders standpunt over de door eiser verstrekte herkomstinformatie niet is gebaseerd op de beoordeling van de landenkennis van eiser door de taalanalist.
8. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voldoende onderbouwd hoe hij tot het oordeel is gekomen dat eiser met zijn verklaringen over zijn herkomstgebied de twijfel over zijn gestelde herkomst niet heeft weggenomen. De bij zienswijze alsnog gegeven detailinformatie over zijn herkomstomgeving leiden niet tot een andere conclusie. Immers, eiser heeft niet uitgelegd waarom hij deze informatie niet tijdens het aanmeldgehoor en het nader gehoor kon geven. Bovendien heeft verweerder in zijn verweerschrift onweersproken gesteld dat een aantal van deze details onjuist is. Deze beroepsgrond slaagt niet.
De taalanalyse
9. De staatssecretaris mag in het algemeen uitgaan van de juistheid van een door TOELT verrichte taalanalyse. [4] Als de staatssecretaris een taalanalyse ten grondslag legt aan zijn besluitvorming, moet hij zich er wel van vergewissen dat deze analyse zorgvuldig tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is, en de getrokken conclusies daarop aansluiten. De vreemdeling heeft de mogelijkheid om door middel van een contra-expertise zijn gestelde identiteit en herkomst alsnog aannemelijk te maken.
10. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd. Niet in geschil is dat het op 9 januari 2024 door eiser overgelegde commentaar van J. Detailleur op de taalanalyse geen contra-expertise is, maar moet worden beschouwd als een aanvulling op de beroepsgronden. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat taalanalyses in Somalische zaken in het algemeen geen betrouwbaar instrument zijn. De staatssecretaris heeft er terecht op gewezen dat – anders dan in het verleden – naast een taalanalist die afkomstig is uit Zuid-Somalië bij wie het Somalisch de moedertaal is, een academisch geschoolde linguïst is betrokken bij de opstelling van een taalanalyse. De staatssecretaris heeft ook overigens de door eiser geleverde kritiek op de totstandkoming van de taalanalyse in zijn briefverweer, het daarbij overgelegde weerwoord van TOELT en ter zitting voldoende weersproken.
11. De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat de redenering in de taalanalyse onbegrijpelijk is. De conclusie dat eisers taalgebruik eenduidig niet is te herleiden tot het gebied waar hij zegt vandaan te komen, is beredeneerd en toegelicht met voorbeelden. Uit het rapport van de taalanalyse blijkt dat de onderzoekers op de hoogte waren van de etniciteit van eisers ouders. Bij de beoordeling is rekening gehouden met eisers uitspraak van het Somalisch, zijn woordkeuze en grammatica. Het bezwaar van eiser dat de aanduiding ‘Zuid-Somalisch’ geen recht doet aan de complexe taalkundige situatie in Somalië, is door de staatssecretaris onder verwijzing naar het weerwoord van TOELT, voldoende weerlegd.
12. Ten slotte volgt de rechtbank ook niet eisers stelling dat de taalanalyse de conclusies niet kan dragen. De taalanalist zou niet kenbaar rekening hebben gehouden met eisers verklaring dat zijn moeder en oma een dialect spreken dat afwijkt van het dialect dat in Mogadishu gangbaar is. Ook heeft eiser aangevoerd dat het mogelijk is dat een persoon zijn accent of dialect verliest bij een lang verblijf buiten het taalgebied. Deze bezwaren treffen geen doel. De rechtbank baseert zich voor haar oordeel op het deskundigenoordeel in het TOELT-rapport. Gelet op de gestelde herkomst en levensloop – eiser is geboren in Mogadishu en heeft daar gewoond tot hij achttien jaar oud was – mag van eiser redelijkerwijs verwacht worden dat hij een beheersing op moedertaalniveau heeft van een vorm van Zuid-Somalisch zoals dat gangbaar is in Mogadishu. Daarvan is niet gebleken. Eiser spreekt wel Somalisch op moedertaalniveau, maar op een manier die overeenkomt met het Somalisch zoals dat gangbaar is in Noord-Somalië (Somaliland). Bij afwezigheid van een contra-expertise is er voor de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de conclusies van de taalanalyse zoals uitgevoerd door TOELT.
13. De conclusie is dat eiser geen aanknopingspunten heeft aangeleverd voor twijfel aan de zorgvuldige totstandkoming of de begrijpelijke inhoud en conclusie van de taalanalyse. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld om contra-expertise uit te voeren?
14. Eiser heeft aangevoerd dat het zo goed als onmogelijk is om in Nederland een deskundige te vinden die een contra-expertise kan uitvoeren naar een door TOELT uitgevoerde taalanalyse van het Somalisch. De staatssecretaris was op grond van de samenwerkingsplicht gehouden enige hulp te verlenen bij het vinden van een expert. Ook had eiser meer tijd moeten krijgen om het onderzoek in te stellen.
15. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat hij al een deugdelijke taalanalyse aan zijn besluit ten grondslag heeft gelegd, en dat het aan eiser zelf is om door middel van een contra-expertise eventuele zwakke punten van de analyse aan het licht te brengen. Ook heeft hij aan eiser een extra termijn van twee weken geboden om een deskundige in te schakelen toen bleek dat hij het rapport van de taalanalyse niet had ontvangen. Eiser heeft van deze termijn geen gebruik gemaakt om een contra-expertise op te starten. De rechtbank oordeelt daarom dat de staatssecretaris de plicht tot samenwerking niet heeft geschonden. Daarbij overweegt zij dat eiser ook ter zitting op geen enkele manier alsnog aannemelijk maakt dat eiser wel afkomstig is uit Mogadishu, zoals hij stelt. Deze beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

16. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [5] volgt dat een asielmotief slechts betekenis heeft tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling en dat een verdere beoordeling van het asielrelaas niet kan worden verricht wanneer de vreemdeling deze elementen niet aannemelijk heeft gemaakt. Nu eiser zijn identiteit, nationaliteit en herkomst niet door middel van documenten of alternatieve bewijsmiddelen aannemelijk heeft gemaakt, heeft de staatssecretaris zijn asielaanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
17. Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie hiervoor het algemeen ambtsbericht van 30 juni 2023 over Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken, pagina 49.
2.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.In deze zin recentelijk nog de uitspraak van de Afdeling van 29 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4302.
5.Bij voorbeeld de uitspraken van 24 december 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:4061) en 6 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:292).