Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. Verzoeker had op 5 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 29 mei 2022. Op 25 april 2024 heeft de minister van Asiel en Migratie de asielaanvraag ingewilligd, waarna verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van verzoeker op 10 maart 2023 is aangevangen en dat deze op 10 september 2023 zou eindigen. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn verlengd tot 10 juni 2024.
De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van verzoeker op 16 januari 2024 te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Hierdoor zou het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard als verzoeker het beroep niet had ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af als kennelijk ongegrond, en concludeert dat verzoeker niet in aanmerking komt voor proceskostenvergoeding.