Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding van een verzoeker in het kader van zijn asielaanvraag. De verzoeker had op 5 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 september 2022. De minister van Asiel en Migratie had op 18 april 2024 de asielaanvraag ingewilligd, waarna de verzoeker zijn beroep introk en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. In deze zaak heeft de rechtbank vastgesteld dat de minister verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van de verzoeker, omdat de overdracht aan Italië op dat moment niet mogelijk was. Dit was vastgesteld in eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van de verzoeker op 26 oktober 2023 eindigde, maar dat de ingebrekestelling van 17 januari 2024 te vroeg was ingediend. Hierdoor zou het beroep niet-ontvankelijk zijn verklaard als de verzoeker het beroep niet had ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af als kennelijk ongegrond, omdat het verzoek niet voor inwilliging in aanmerking komt.