Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoekster], verzoekster
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoekster op 5 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 29 mei 2022. De minister van Asiel en Migratie heeft op 29 april 2024 de asielaanvraag ingewilligd. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de asielaanvraag van verzoekster niet in behandeling moest worden genomen door een andere lidstaat van de EU, zoals bedoeld in de Dublinverordening. De beslistermijn voor de asielaanvraag begon op 10 maart 2023, de datum waarop de uiterste overdrachtstermijn was verstreken. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn op 10 september 2023 eindigde, maar dat de minister de termijn met negen maanden heeft verlengd, waardoor deze op 10 juni 2024 eindigt. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van verzoekster te vroeg is ingediend, omdat de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om vergoeding van de proceskosten afgewezen, omdat het beroep niet-ontvankelijk zou zijn verklaard als verzoekster het beroep niet had ingetrokken. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan op 28 augustus 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie.