Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres 1] , eiseres 1,
[minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] ,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit eiseres 1 en haar minderjarige kinderen, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie op de aanvraag van eiseres 1 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht, wat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, omdat zij aannemelijk hebben gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiseres 1 op 6 juli 2023 een mvv-aanvraag heeft ingediend. De minister had op grond van de Vreemdelingenwet 2000 binnen 90 dagen moeten beslissen, maar heeft de beslistermijn met drie maanden verlengd, waardoor de deadline op 4 januari 2024 viel. Aangezien er geen besluit is genomen, is het beroep tijdig ingediend op 12 februari 2024. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is.
Eisers verzoeken de rechtbank om de minister op te dragen binnen twee weken een besluit te nemen en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank legt een termijn van acht weken op voor de minister om een besluit te nemen, met de mogelijkheid van een verlenging tot twintig weken indien nader onderzoek nodig is. Tevens stelt de rechtbank vast dat de minister € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd en legt een dwangsom van € 100 per dag op voor overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500. De rechtbank veroordeelt de minister ook tot betaling van de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 437,50.