ECLI:NL:RBDHA:2024:14071
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Egyptische eiser wegens ongeloofwaardige deelname aan demonstraties en gebrek aan reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Egypte
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van een Egyptische eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De eiser, die op 9 juli 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel indiende, werd op 21 mei 2024 door de minister van Asiel en Migratie geconfronteerd met een afwijzing van zijn aanvraag. De rechtbank heeft op 8 augustus 2024 de zaak behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door een tolk en een waarnemer van zijn gemachtigde.
De rechtbank concludeert dat de minister de asielaanvraag terecht als ongegrond heeft afgewezen. De eiser heeft zijn aanvraag onderbouwd met claims over zijn deelname aan demonstraties in Egypte, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen over deze deelname ongeloofwaardig zijn. De minister heeft de relevante elementen van de aanvraag, zoals identiteit, nationaliteit, politieke overtuiging en de gevolgen van de illegale uitreis, beoordeeld en kwam tot de conclusie dat er geen reëel risico op ernstige schade bestaat bij terugkeer naar Egypte. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer problemen zal ondervinden van de autoriteiten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de eiser moet terugkeren naar Egypte. De uitspraak benadrukt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van de eiser, maar dat de vrees voor vervolging niet voldoende is onderbouwd. De eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en kan binnen vier weken hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.