ECLI:NL:RBDHA:2024:14125

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 september 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.24445
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van verblijfsvergunning voor minderjarige vreemdelingen met familie in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van verblijfsvergunningen voor twee minderjarige vreemdelingen, eiseressen, die in Kameroen verblijven. De aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) onder de beperking 'verblijf als familie- of gezinslid' bij hun tante, referente, zijn door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvragen beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen, die stelden dat zij in Kameroen een onaanvaardbare toekomst tegemoet gaan, omdat zij niet of nauwelijks door hun grootmoeder kunnen worden verzorgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een onaanvaardbare toekomst voor eiseressen in Kameroen. De rechtbank oordeelde dat de rol van de grootmoeder, ondanks haar leeftijd en fysieke beperkingen, voldoende is om de emotionele zorg voor eiseressen te waarborgen. Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister terecht heeft vastgesteld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van het beleid af te wijken. De rechtbank heeft het beroep van eiseressen ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de aanvragen in stand blijft. Eiseressen krijgen geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24445

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiseres 1,

V-nummer: [nummer 1] ,

[naam 2] , eiseres 2,

V-nummer: [nummer 2] ,
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. F. van Dijk),
en
de minister van Asiel en Migratie,voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Procesverloop

1. In de afzonderlijke primaire besluiten van 29 juni 2023 heeft de minister de aanvragen van eiseressen voor een mvv [1] onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 3] (referente)” afgewezen.
1.1.
In het bestreden besluit van 15 mei 2024 zijn de ingediende bezwaarschriften ongegrond verklaard. Hiertegen hebben eiseressen beroep ingediend.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen, referente en haar echtgenoot en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

Totstandkoming van het bestreden besluit
2. Bij schrijven van 7 oktober 2022, door de minister ontvangen op 14 oktober 2022, is namens eiseressen een mvv-aanvraag ingediend met als doel “verblijf als familie- of gezinslid bij [naam 3] ”. Eiseressen zijn de nichtjes van referente. De moeder van eiseressen is in 2017 overleden en hun vader in 2018. Eiseressen worden in Kameroen verzorgd door hun grootmoeder (de moeder van referente).
2.1.
Bij afzonderlijke primaire besluiten heeft de minister de aanvraag afgewezen en daartoe - samengevat - het volgende overwogen. Niet is gebleken dat eiseressen al in Kameroen feitelijk tot het gezin van referente en haar echtgenoot behoorden en daarom is getoetst aan de voorwaarden als genoemd in paragraaf B7/3.7.1 van de Vc 2000. [2] Evenmin is gebleken dat eiseressen in Kameroen een onaanvaardbare toekomst hebben. Ook ziet de minister geen reden om van de beleidsregels af te wijken op grond van artikel 4:84 van de Awb [3] , omdat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd. Daarnaast heeft de minister het standpunt ingenomen dat de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [4] in het nadeel van eiseressen uitvalt.
2.2.
Op 25 juli 2023 is namens eiseressen bezwaar gemaakt tegen de primaire besluiten. Bij het bestreden besluit heeft de minister de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard.
Beoordeling door de rechtbank
3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag om aan eiseressen een verblijfsvergunning regulier bij referente te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
3.1.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseressen krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten. De rechtbank legt dat hierna uit.
Een onaanvaardbare toekomst
4. Namens eiseressen is het volgende aangevoerd. Anders dan de minister meent is er wel degelijk sprake van een onaanvaardbare toekomst, nu eiseressen niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kunnen worden verzorgd. De minister heeft zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseressen op een bepaalde leeftijd zijn waardoor zij zichzelf kunnen aankleden en voeden, omdat de minister hiermee miskent dat de specifieke zorg die eiseressen nodig hebben, gezien hun leeftijd, veel verder gaat dan aankleden en voeden. Het verzorgen van een veilig onderkomen, scholing, een veilige omgeving en financiële armslag zijn belangrijke taken die vervuld moeten worden voor het realiseren van een aanvaardbare toekomst. Deze taken kunnen niet worden vervuld door de grootmoeder vanwege fysieke beperkingen maar ook door de omstandigheid dat zij naar Kameroense maatstaven als hoogbejaard wordt beschouwd. Waar de minister overweegt dat de rol van de verzorger vooral gelegen is op het emotionele vlak, miskent de minister dat referente die rol al tijden noodgedwongen op afstand vervult. Met de overweging dat veel jongeren op de leeftijd van eiseressen al uit huis trekken om zelfstandig te wonen miskent de minister de specifieke situatie waarin eiseressen en hun grootmoeder zich al enige jaren bevinden, namelijk een situatie van overleven waarin er geen mogelijkheid is om het huis te verlaten en zelfstandigheid te verwerven. Dat referente en haar echtgenoot hebben gehoopt dat de situatie in Kameroen zou verbeteren en er aldus meer zicht zou komen op een aanvaarbare toekomst, waardoor de aanvragen later zijn ingediend en overigens ook nadat alle voorschriften in acht konden worden genomen, kan geen reden zijn om eiseressen nu geen verblijf te verlenen. De huidige erbarmelijke veiligheidssituatie in dat deel van Kameroen waar eiseressen en hun grootmoeder verblijven is een belangrijke oorzaak van de minder welvarende omstandigheden die ook ter plaatse niet als normaal zijn te beschouwen.
5. De rechtbank stelt vast dat een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder een beperking verband houdend met verblijf als familie- of gezinslid kan worden verleend aan de minderjarige vreemdeling die naar het oordeel van de minister in het land van herkomst geen aanvaardbare toekomst heeft. [5] Bij de beoordeling hiervan heeft de minister beoordelingsruimte. De minister neemt aan dat voor het kind geen aanvaardbare toekomst is weggelegd in het land van herkomst als sprake is van zodanige omstandigheden dat het kind niet of bezwaarlijk door in het land van herkomst wonende naaste bloed- of aanverwanten kan worden verzorgd. [6]
5.1.
Gelet op de gegeven toelichting op de zitting kan de rechtbank meevoelen met de zorgen die referente en haar echtgenoot hebben over de gesteldheid van hun nichtjes (eiseressen) en dat zij hen graag bij hun willen laten wonen in Nederland. Terughoudend toetsend oordeelt de rechtbank echter dat de minister zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een situatie waarin eiseressen in Kameroen geen aanvaarbare toekomst hebben.
5.2.
Zo heeft de minister aan eiseressen kunnen tegenwerpen dat gelet op hun leeftijd mag worden verwacht dat zij niet volledig afhankelijk meer zijn van de verzorging van hun grootmoeder en dat eiseressen als zussen ook steun van elkaar mogen verwachten. Ook heeft de minister op goede gronden overwogen dat de rol van de grootmoeder vooral is gelegen op het emotionele vlak. Daarbij valt niet in zien waarom zij ondanks haar leeftijd en fysieke klachten deze rol niet zou kunnen blijven uitoefenen met de praktische hulp van eiseressen en de (financiële en emotionele) steun van referente op afstand. In aanvulling hierop heeft de minister aan eiseressen kunnen tegenwerpen dat zij weliswaar hebben verklaard dat twee tantes en een oom door de onlusten in Kameroen zijn gevlucht en dat hun verblijfplaats onbekend is, maar dat een onderbouwing daarvan ontbreekt en dat evenmin is onderbouwd dat er verder geen andere familieleden in Kameroen zijn die (eventueel) voor eiseressen kunnen zorgen. Ook heeft de minister terecht vastgesteld dat onderhavige aanvraag is ingediend acht dagen voordat eiseres 1 meerderjarig is geworden en vier jaar na het overlijden van de vader van eiseressen. De minister wordt daarom gevolgd in zijn standpunt dat ook deze omstandigheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid dat in Kameroen sprake is van een onaanvaardbare toekomst.
5.3.
Verder heeft de minister zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de algemene veiligheidssituatie in Kameroen, meer specifiek het gebied waar eiseressen wonen, onvoldoende is om een onaanvaardbare toekomst aan te nemen. De minister heeft mogen overwegen dat eiseressen zich in een ander gebied van Kameroen kunnen vestigen en het geweld niet specifiek is gericht tegen eiseressen. Daar komt bij dat de minister in redelijkheid heeft kunnen betrekken dat niet is aangetoond of onderbouwd dat voor eiseressen geen andere mogelijkheden bestaan voor werk of scholing, eventueel in een ander gebied in Kameroen.
Artikel 4:84 Awb
6. Namens eiseressen is naar voren gebracht dat - vanwege de uitermate slechte veiligheidssituatie in het Engelstalige gebied - het ontbreken van familieleden in Kameroen die daadwerkelijk zorg en aandacht kunnen verlenen die nodig is voor een aanvaardbare toekomst, een bijzondere omstandigheid oplevert waardoor afgeweken dient te worden van de beleidsregels.
6.1.
Het in paragraaf B7/3.7.1 Vc 2000 neergelegde beleid geeft invulling aan de beoordelingsruimte van de minister die voortvloeit uit artikel 3.28, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vb 2000 om te bepalen of sprake is van “geen aanvaardbare toekomst in het land van herkomst”. Zoals hiervoor is overwogen heeft de minister in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat niet is gebleken dat de grootmoeder niet langer in staat is om de (emotionele) zorg voor eiseressen op zich te nemen en dat evenmin sprake is van een onaanvaardbare toekomst. Gelet hierop wordt de minister gevolgd in het standpunt dat geen bijzondere omstandigheden zijn aangevoerd die moeten leiden tot afwijking van het beleid.
Artikel 8 EVRM
7. De gemachtigde van eiseressen heeft het volgende aangevoerd. Tussen eiseressen, referente en haar echtgenoot is sprake van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM vanwege hechte en persoonlijke banden. De minister houdt geen enkele rekening met de aard van de zorgtaken die dienen te worden vervuld als het gaat om kinderen in de leeftijd van eiseressen. Het enkele feit dat zij nog geen andere banden hebben met Nederland dan de band met referente en haar man en zij wel de taal en cultuur van Kameroen kennen en een band voelen met hun grootmoeder, doet aan de genoemde hechte, persoonlijke banden niet af. De emotionele gebeurtenissen die hebben geleid tot het verlies van de directe biologische ouders van eiseressen en overigens ook tot de vlucht van referente en haar echtgenoot naar Nederland, resulteren in een meer dan wenselijke financiële en emotionele afhankelijkheid. Daarmee is dit een atypische verhouding tussen eiseressen en hun tante en oom, referente en haar echtgenoot. Dit dient te worden gekwalificeerd als een verhouding van bijkomende elementen van afhankelijkheid. Nu er wel degelijk sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM is er ten onrechte geen belangenafweging gemaakt. Daarbij dient in het voordeel van eiseressen uit te vallen dat referente en haar echtgenoot hebben aangegeven in staat en bereid te zijn de kosten van het verblijf van eiseressen hier te lande volledig voor hun rekening te nemen.
7.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister ten aanzien van de minderjarigheid van eiseressen zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat niet is gebleken van hechte persoonlijke banden tussen eiseressen, referente en diens echtgenoot om te kunnen spreken van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De minister heeft terecht tegengeworpen dat referente met eiseressen niet, althans alleen in 2005/2006 toen eiseressen nog heel jong waren, in gezinsverband heeft samengewoond. Referente heeft daarbij niet de rol van (primaire) verzorger gehad voor eiseressen. Daar komt bij dat grootmoeder sinds het overlijden van de ouders voor het overgrote deel zorgt voor eiseressen. Daarnaast heeft de minister op goede gronden overwogen dat - bij gebrek aan bewijs - wordt verondersteld dat referente en haar echtgenoot in ieder geval de rol van tante en oom vervulden totdat beide ouders van eiseressen kwamen te overlijden. De minister heeft daarbij mogen betrekken dat de huidige financiële ondersteuning en het veelvuldige telefonische contact onvoldoende is om hechte persoonlijke banden aan te nemen die de gebruikelijke banden ontstijgen.
7.2.
Over het door de minister ingenomen standpunt over de meerderjarigheid van eiseressen oordeelt de rechtbank als volgt. De minister neemt familie- of gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aan tussen meerderjarigen als sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid. [7] Of iemand meer dan gebruikelijk afhankelijk is van een ander, hangt volgens de minister af van omstandigheden zoals samenwoning, financiële en praktische afhankelijkheid, de gezondheid van de gezinsleden, de mate waarin anderen de zorg die nodig is kunnen geven en de banden met het land van herkomst. Bij de beoordeling worden alle omstandigheden van het geval meegewogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister over de hiervoor onder 7.1. genoemde omstandigheden op goede gronden overwogen dat evenmin sprake is van bijkomende elementen van afhankelijkheid.
7.3.
Tot slot stelt de rechtbank het volgende vast. In de primaire besluiten heeft een belangenafweging in het kader van artikel 8 EVRM plaatsgevonden. In het bestreden besluit en op de zitting heeft de minister desgevraagd aangegeven dat gelet op de uitspraken van de Afdeling [8] een dergelijke belangenafweging niet meer hoeft plaats te vinden wanneer er geen sprake is van familie- of gezinsleven. De minister laat het punt vallen in het bestreden besluit waar gesproken wordt over de banden die eiseressen al dan niet met Nederland hebben, omdat deze passen in een belangenafweging die de minister in dit geval niet maakt.
8. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Vreemdelingencirculaire.
3.Algemene wet bestuursrecht.
4.Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
5.Artikel 3.28 Vreemdelingenbesluit 2000.
6.Paragraaf B7/3.7.1. Vc 2000.
7.‘More than normal emotional ties involving additional elements of dependency’, in het beleid van de minister aangeduid als ‘more than normal emotional ties’.
8.Uitspraken van 27 maart 2024, ECLI:NL:RVS:2024:1188 en ECLI:NL:RVS:2024:1189.