ECLI:NL:RBDHA:2024:1421

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 februari 2024
Publicatiedatum
8 februari 2024
Zaaknummer
NL23.30830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel en verblijfsdoel familie en gezin

In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. Dijkman, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door K. Kana, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor nareis en het verblijfsdoel 'familie en gezin'. Eiser en zijn gezin willen zich vestigen bij hun in Nederland verblijvende zoon/broer, referent. De rechtbank heeft op 31 januari 2024 de zaak behandeld, waarbij ook referent aanwezig was. De rechtbank constateert dat de beslistermijn door verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank om een kortere beslistermijn op te leggen, omdat de zaak al lange tijd duurt en er minderjarigen bij betrokken zijn.

De rechtbank oordeelt dat verweerder alsnog binnen een bepaalde termijn een besluit moet nemen. De rechtbank legt verschillende termijnen op, afhankelijk van de situatie: vier weken als er geen herstel verzuim of nader onderzoek nodig is, acht weken als er herstel verzuim is zonder nader onderzoek, zestien weken als er een nader onderzoek nodig is zonder herstel verzuim, en twintig weken als er zowel herstel verzuim als nader onderzoek nodig is. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het niet tijdig nemen van een besluit en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,- en het griffierecht van € 184,-.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 8 februari 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.30830
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]

(gemachtigde: mr. G.J. Dijkman) en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: K. Kana)

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel alsmede zijn aanvraag voor het verblijfsdoel ‘familie en gezin’ (hierna gezamenlijk: de aanvraag). Eiser en zijn gezin beogen verblijf bij hun in Nederland verblijvende zoon/broer,
[referent] (referent).
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verder is referent ter zitting verschenen.

Overwegingen

1. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld.1 Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.2

Is het beroep ontvankelijk en gegrond?

2. Tussen partijen is niet in geschil dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Eiser heeft meer dan twee weken daarna
1. Artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2 Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Dit betekent dat het beroep terecht is ingediend.
3. Eiser verzoekt de rechtbank verweerder een kortere beslistermijn dan twintig weken op te leggen. Daarbij is aangevoerd dat het raar is dat verweerder eerst acht weken laat verstrijken en daarna opeens, in het aanvullend verweerschrift van 26 januari 2024, zegt extra tijd nodig te hebben. Waarschijnlijk zal het in deze zaak uitdraaien op een DNA- onderzoek. De zaak duurt al extreem lang en er zijn ook minderjarigen bij betrokken.
Welke beslistermijn legt de rechtbank verweerder op?
4. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Het bestuursorgaan moet dit in principe doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak.3 In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van wettelijke voorschriften nodig is kan de rechtbank een andere termijn opleggen.4
5. In de uitspraak van 17 maart 2023 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, geoordeeld dat bij nareisaanvragen sprake is van zo'n bijzonder geval.5 Verweerder heeft in de verweerschriften van 30 november 2023 en 26 januari 2024 gemotiveerd verzocht om een langere termijn, namelijk eerst zestien en later twintig weken. Verweerder heeft in deze verweerschriften toegelicht dat hij meer tijd nodig heeft om op de aanvraag van eiser te beslissen, omdat hij voornemens is herstel verzuim te bieden om aanvullende documenten te verkrijgen. Mogelijk vindt verweerder het nadien nog nodig om nader onderzoek te verrichten, bijvoorbeeld in de vorm van een gehoor of DNA-onderzoek.
6. Verweerder heeft op de zitting aangevoerd dat hij vanaf 15 januari 2024 in nareiszaken het first-in first-out (fifo)-principe hanteert. Niet in alle nareiszaken wordt een beroep niet tijdig ingesteld. De zaken waarin dit wel het geval is krijgen nu voorrang en dat is niet eerlijk ten opzichte van vreemdelingen die al eerder hun aanvraag hebben gedaan en leidt tot onrust. Het fifo-principe is transparanter en efficiënter en zorgt er voor dat verweerder vreemdelingen op betrouwbare en adequate wijze kan informeren over de stand van zaken van hun aanvraag. Uiterlijk per 1 maart 2024 zou een tool beschikbaar moeten komen, waarin (de gemachtigde van) de vreemdeling kan zien wat in zijn/haar zaak de stand van zaken is, welke stappen nog gezet moeten worden en wanneer in beginsel een besluit valt te verwachten. De termijnen uit de uitspraak van 17 maart 2023 zijn volgens verweerder, gelet op deze nieuwe werkwijze in nareiszaken, niet langer realistisch. Verweerder heeft de op de zitting verder aangevoerd dat een herstel verzuim moet worden geboden. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat een overlegde doopakte vals is bevonden en een overgelegde religieuze huwelijksakte wordt door verweerder niet langer gezien als een bevestiging van een huwelijk. De overgelegde geboorteaktes zijn wel echt bevonden, waardoor de biologische relatie voldoende is onderbouwd en een DNA-onderzoek wellicht niet meer nodig is. Er moeten wel nog andere documenten, waaronder identificerende documenten, worden overgelegd.
7. De rechtbank ziet in het betoog van verweerder geen aanleiding om de termijnen uit de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023 niet langer toe te passen. Verweerder heeft desgevraagd op de zitting niet kunnen aangeven wat in de zaak
3 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
van eiser, met toepassing van het fifo-principe, wel een realistische beslistermijn zou zijn. De rechtbank kan, bij toepassing van dit principe, dit – bij gebrek aan gegevens – ook niet zelf beoordelen. In wat namens eiser op de zitting naar voren is gebracht ziet de rechtbank verder geen aanleiding om af te wijken van de uitgangspunten in de uitspraak van 17 maart 2023. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien de zaak aan te houden tot (uiterlijk) 1 maart 2024, wanneer volgens verweerder een tool in werking treedt, waarin (de gemachtigde van) eiser kan zien wat de stand van zaken is in zijn zaak. Aanhouding verdraagt zich niet met de aard van het beroep, dat ziet op het niet tijdig beslissen door verweerder.
8. De rechtbank bepaalt daarom als volgt. Wanneer verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen, bedraagt de nadere beslistermijn vier weken na verzending van deze uitspraak. De nadere beslistermijn bedraagt acht weken na verzending van deze uitspraak, indien verweerder aan eiser een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek hoeft te doen. Als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek in de vorm van een gehoor of een DNA-onderzoek nodig vindt, dan moet verweerder binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag nemen. Wanneer verweerder wel herstel verzuim biedt én hij een nader onderzoek in de vorm van een gehoor of een DNA-onderzoek nodig vindt, dan dient hij binnen twintig weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken.
Legt de rechtbank verweerder een rechterlijke dwangsom op?
9. De rechtbank bepaalt in deze zaak dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.6
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat verweerder binnen de onder 8. genoemde termijnen alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als verweerder dat niet doet, moet hij een dwangsom betalen.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Voor de vaststelling van de wegingsfactor sluit deze zittingsplaats (weer) aan bij hetgeen andere zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag doen. Zij hanteert een wegingsfactor van 0,5, zoals vermeld in onderdeel C1 bij het Bpb. Voor zover het een beroep tegen het niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken betreft, verwijst deze zittingsplaats niet langer naar de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 september 20237. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 875,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.8
6 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
8 Artikel 8:74, eerste lid, van de Awb.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag te nemen, als verweerder geen herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt en geen nader onderzoek nodig vindt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder geen herstel verzuim biedt, maar wel een nader onderzoek in de vorm van een gehoor of DNA-onderzoek, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen zestien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag te nemen;
  • als verweerder eiser een herstel verzuim biedt én nader onderzoek in de vorm van een gehoor of DNA-onderzoek aanbiedt, dan draagt de rechtbank verweerder op om binnen twintig weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit te nemen;
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 875,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 februari 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.