ECLI:NL:RBDHA:2024:14265

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 augustus 2024
Publicatiedatum
5 september 2024
Zaaknummer
NL24.32181
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 30 augustus 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die door de minister van Asiel en Migratie was opgelegd aan de eiser. De maatregel was gebaseerd op artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen het besluit van 8 augustus 2024 beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde, terwijl de minister werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft zich gebogen over de vraag of de minister heeft voldaan aan de informatieplicht zoals vastgelegd in artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000. Eiser stelde dat hij niet voldoende was geïnformeerd over de gronden van zijn bewaring, aangezien hem alleen een algemene informatiefolder was verstrekt zonder mondelinge toelichting. De rechtbank oordeelde echter dat de minister niet aan de informatieplicht had voldaan, maar dat dit niet leidde tot onrechtmatigheid van de bewaring. De rechtbank concludeerde dat eiser niet feitelijk benadeeld was door de schending van de informatieplicht, omdat hij tijdens het gehoor was geïnformeerd over de gronden van zijn bewaring.

De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van eiser in overweging genomen, zoals zijn wens om naar Frankrijk te gaan, maar oordeelde dat dit niet tot een ander oordeel kon leiden. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32181

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. M.H.K. van Middelkoop),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. J. Kaikai).

Procesverloop

Bij het bestreden besluit van 8 augustus 2024 heeft de minister aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 27 augustus 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door [naam], als waarnemer van zijn gemachtigde (beiden via een beeldverbinding). De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Heeft de minister voldaan aan de informatieplicht?
1. Eiser voert aan dat de minister niet voldaan heeft aan de informatieplicht van artikel 5.3 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). De uitspraak van 24 juli 2024 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State [1] maakt niet dat de minister zich, in de zes maanden die hij heeft gekregen om zijn werkwijze in overeenstemming te brengen met de eisen uit artikel 5.3 van het Vb 2000, niet hoeft in te spannen om eiser alsnog voldoende te informeren over de gronden van bewaring. In dit verband stelt eiser dat hem alleen de (algemene) informatiefolder is uitgereikt. Een mondelinge toelichting op de gronden is niet gegeven aan eiser. Eiser stelt hierdoor niet voldoende te zijn geïnformeerd en verzoekt de rechtbank een belangenafweging te maken die in het voordeel van eiser moet uitvallen.
1.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Het klopt dat de minister niet heeft voldaan aan de informatieplicht van artikel 5.3 van het Vb 2000. Die plicht houdt in dat de vreemdeling schriftelijk, in een taal die hij verstaat of waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij deze verstaat, op de hoogte moet worden gebracht van de redenen van bewaring, van de in het nationale recht vastgestelde procedures om het bevel tot bewaring aan te vechten en van de mogelijkheid om gratis rechtsbijstand en vertegenwoordiging aan te vragen. [2] Uit de maatregel van bewaring en het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van gehoor blijkt dat de minister aan eiser een informatiefolder in de Arabische taal heeft uitgereikt en dat deze mondeling is toegelicht aan eiser. De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen dat dat niet is gebeurd. Op de zitting heeft de minister verteld dat dit een algemeen informatiefolder betreft waarin niet vermeld wordt welke gronden van bewaring op eiser van toepassing zijn. Dit is onvoldoende om aan de voorwaarden uit artikel 5.3 van het Vb 2000 te voldoen. [3] Hierdoor heeft de minister niet voldaan aan de informatieplicht.
1.1.1.
Als de minister niet voldoet aan de informatieplicht uit artikel 5.3 van het Vb 2000, leidt dat echter pas tot onrechtmatigheid van de bewaring als de met de bewaring gediende belangen niet in redelijke verhouding staan tot de ernst van het gebrek en de daardoor geschonden belangen. [4] Dat betekent dat de rechtbank een belangenafweging moet maken. Deze belangenafweging valt in het voordeel van de minister uit. Eiser is niet feitelijk benadeeld door de schending van de informatieplicht, omdat met eiser in het gehoor voor de inbewaringstelling is besproken op welke gronden hij in bewaring zou worden gesteld, zodat hij daarover (met de hulp van een tolk) is geïnformeerd. Daarnaast is aan eiser tijdens het gehoor medegedeeld dat hij kosteloos beroep kon instellen en is aan hem een advocaat toegevoegd die namens hem beroep heeft ingesteld. Daar staat tegenover dat uit de (onbetwiste) gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd een onttrekkingsrisico volgt, zodat de minister er belang bij heeft om eiser in bewaring te stellen.
Leidt eisers wens om naar Frankrijk te worden gestuurd tot een ander oordeel?
2. Eiser merkt verder op dat hij graag naar Frankrijk wil gaan, omdat zijn familieleden daar verblijven. Zijn familie is bezig om hem naar Frankrijk te halen. Deze opmerking kan niet tot een ander oordeel leiden. Het is immers aan de Franse, en niet aan de Nederlandse, autoriteiten om te beslissen of eiser toegang tot Frankrijk krijgt.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
3. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgronden, ziet de rechtbank in de door de minister en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [5]
Conclusie
4. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.M. Abrahams, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.ABRvS 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979, r.o. 6.
2.Dat volgt uit artikel 5.3, eerste lid, van het Vb 2000 en ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180, r.o. 7.
3.ABRvS 24 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2979.
4.ABRvS 15 november 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4180, r.o. 9.
5.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.