In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 18 februari 2023 ingediend, en volgens de wet moet de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit nemen. De minister heeft deze termijn echter met negen maanden verlengd op basis van WBV 2023/3. Eiser heeft de minister op 23 mei 2024 in gebreke gesteld, omdat er na het verstrijken van de termijn nog steeds geen besluit was genomen.
De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig is en heeft de minister een termijn van twee weken gegeven om alsnog een besluit te nemen. De rechtbank heeft echter ook aangegeven dat er omstandigheden kunnen zijn die een langere termijn rechtvaardigen. In dit geval heeft de rechtbank besloten dat de minister een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk heeft gekregen. De minister is opgedragen om binnen zestien weken na de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast heeft de rechtbank de minister veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 437,50. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 15 augustus 2024.