In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. R. Deniz, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 9 februari 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de beslissing uiterlijk op 9 februari 2024 had moeten plaatsvinden. Eiser heeft de minister op 5 juni 2024 in gebreke gesteld, waarna hij meer dan twee weken later beroep heeft ingesteld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de minister niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, in aanwezigheid van griffier mr. T. Rommes, en is openbaar gemaakt op 16 augustus 2024. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.