In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. J.A. Pieters, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser heeft zijn aanvraag op 7 februari 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk binnen zes maanden moeten beslissen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, en eiser heeft de minister op 9 mei 2024 in gebreke gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de minister niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank heeft besloten dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een nader gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna een besluit moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 13 augustus 2024.