ECLI:NL:RBDHA:2024:1451

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
9 februari 2024
Zaaknummer
NL23.40419
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiseres, een Syrische vrouw, tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag afgewezen op grond van de Dublinverordening, waarbij Roemenië als verantwoordelijk land is aangewezen. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat zij slecht behandeld is in Roemenië en dat er pushbacks plaatsvinden, wat zou betekenen dat zij niet veilig terug kan. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 behandeld, maar eiseres was niet verschenen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich op het interstatelijke vertrouwensbeginsel mag beroepen, wat inhoudt dat lidstaten van de EU erop mogen vertrouwen dat andere lidstaten hun verplichtingen nakomen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Roemenië een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het besluit van de staatssecretaris om de asielaanvraag niet in behandeling te nemen. Eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.40419

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van haar asielaanvraag. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 27 december 2023 niet in behandeling genomen op de grond dat Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer NL23.40420.
De rechtbank heeft het beroep samen met het verzoek op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Eiseres is, met voorafgaande kennisgeving, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiseres heeft aangevoerd.
1.1.
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van haar aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
2.1.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Dit staat in de Dublinverordening. Verweerder neemt een asielaanvraag niet in behandeling als op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval is uit Eurodac gebleken dat eiseres eerder in Roemenië en nadien in Duitsland een asielaanvraag heeft gedaan. Ook is eiseres eerder vanuit Duitsland overgedragen aan Roemenië. Eiseres is daarom gehoord over haar bezwaren om te moeten terugkeren naar Roemenië. Zij heeft desgevraagd aangegeven haar beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag niet te hebben afgewacht en heeft verklaard dat zij niet terug wil, omdat zij in Roemenië slecht werd behandeld en omdat haar klacht over de opvangomstandigheden niet serieus werden genomen.
2.2.
Nederland heeft de Roemeense autoriteiten verzocht tot terugname van eiseres. Zij hebben dit verzoek op 17 november 2023 aanvaard. Op grond hiervan heeft verweerder de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Roemenië kan worden uitgegaan van het interstatelijke vertrouwensbeginsel. Dit betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat asielzoekers in overeenstemming met internationale en Europese regelgeving behandeld worden.
Standpunt eiseres
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, omdat in Roemenië pushbacks plaatsvinden. In dit verband heeft eiseres verwezen naar de prejudiciële vragen die zijn gesteld over de deelbaarheid van dit beginsel. [2] Verder heeft eiseres verwezen naar uitspraken over Roemenië van deze rechtbank, van zittingsplaats Haarlem en van zittingsplaats Utrecht. [3] Ook heeft eiseres verwezen naar in deze zaken betrokken rapporten over Roemenië van AIDA en van klikAktiv. [4] Eiseres heeft gesteld dat geen sprake kan zijn van overdracht, maar dat verweerder nader onderzoek moet doen naar de situatie in Roemenië. Verweerder mag zich daarom niet onverkort op het interstatelijk vertrouwensbeginsel beroepen. Tot slot heeft eiseres aangevoerd dat zij vertaalde Roemeense stukken heeft overgelegd en dat verweerder deze ten onrechte niet heeft betrokken in het bestreden besluit, zodat dit onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is.
Oordeel rechtbank
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat verweerder op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ervan mag uitgaan dat lidstaten van de Europese Unie hun verdragsverplichtingen tegenover asielzoekers zullen nakomen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in een recente uitspraak geoordeeld dat verweerder bij het overdragen van Dublinclaimanten aan Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan. [5] Hierbij heeft de Afdeling het voornoemde AIDA rapport en een recenter rapport van klikAktiv betrokken. [6] Volgens de Afdeling is de enkele omstandigheid dat in Roemenië pushbacks plaatsvinden op zichzelf onvoldoende voor de conclusie dat Roemenië zich ten aanzien van Dublinclaimanten niet aan zijn internationale verplichtingen houdt. In het geval van een Dublinclaimant verloopt de terugkeer naar Roemenië immers niet via deze buitengrens, maar met een legale inreis.
4.2.
In wat eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om van het oordeel van de Afdeling af te wijken, dan wel voor het oordeel dat ten aanzien van Roemenië niet van het interstatelijke vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Daartoe acht de rechtbank de enkele verwijzingen naar de voornoemde rapporten van AIDA en klikAktiv onvoldoende, omdat hieruit niet blijkt dat sprake is van pushbacks van Dublinterugkeerders. Eiseres heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zij als Dublinterugkeerder te vrezen heeft voor een pushback. Met de rapporten heeft eiseres ook niet aannemelijk gemaakt dat anderszins sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure in Roemenië. Ook de prejudiciële vragen over de deelbaarheid van het interstatelijke vertrouwensbeginsel leidt de rechtbank op dit moment niet tot een ander oordeel, gelet op de voornoemde uitspraak van de Afdeling. Bovendien heeft Roemenië met het claimakkoord gegarandeerd dat het verzoek van eiseres om internationale bescherming in behandeling wordt genomen, dan wel hebben zij bericht dat het door haar ingestelde beroep tegen de afwijzing van haar asielaanvraag nog aanhangig is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie strijdige behandeling.
4.3.
De rechtbank volgt eiseres verder niet in het betoog dat het bestreden besluit onzorgvuldig en niet deugdelijk gemotiveerd is, omdat bepaalde overgelegde vertaalde Roemeense stukken niet zouden zijn betrokken. Daartoe overweegt de rechtbank dat uit het dossier blijkt dat bij een aanvullende zienswijze vertaalde Roemeense stukken zijn overgelegd die alleen betrekking hebben op de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en mogelijke rechtsmiddelen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze inhoud genoegzaam op basis van de verklaringen van eiseres betrokken in het bestreden besluit. Voor zover in de gronden van beroep is gesteld dat bij dezelfde aanvullende zienswijze medische stukken zijn overgelegd is hiervan niet gebleken in het dossier. Dat eiseres hierover niet nader heeft kunnen verklaren, komt vanwege de afwezigheid van eiseres en haar gemachtigde ter zitting, voor rekening en risico van eiseres.
5. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat niet is gebleken van bijzondere, individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Roemenië. Verweerder heeft alle door eiseres aangevoerde omstandigheden en belangen voldoende betrokken in zijn beoordeling. Eiseres heeft dit in beroep niet betwist. Bij eventuele voorkomende problemen in Roemenië is het aan eiseres om zich te beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres ongelijk krijgt en dat het overdrachtsbesluit in stand blijft. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Zie de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
3.Van zittingsplaats Haarlem van 8 november 2023, en van zittingsplaats Utrecht van 16 november 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:20298.
4.AIDA Country report: Romania 2022 update, van mei 2023, en het rapport van klikAktiv “New Developments on the Balkan Refugee Route: Illegal Push Backs from Romania to Serbia”, van december 2021.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2023, ECLI:NL:RVS:2023:4844.
6.Het rapport van klikAktiv “Formalizing Pushbacks – The use of readmission