ECLI:NL:RBDHA:2024:14710

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2024
Publicatiedatum
17 september 2024
Zaaknummer
23/2284
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van bijstandsuitkering op basis van werkzaamheden in de seksbranche

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De intrekking betreft de periode van 1 september 2021 tot en met 30 april 2022, waarbij verweerder heeft vastgesteld dat eiseres op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht in de seksbranche onder de naam '[bijnaam]'. Eiseres heeft in bezwaar prints van haar agenda over de periode van 29 november 2021 tot en met 30 april 2022 ingeleverd, maar de rechtbank oordeelt dat op basis van deze prints niet kan worden vastgesteld wat de inkomsten waren en of eiseres recht had op aanvullende bijstand. De rechtbank concludeert dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden door geen melding te maken van haar werkzaamheden, wat een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de bijstandsuitkering. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/2284

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. S. van der Eijk),
en

het college van burgemeester en wethouders van Krimpenerwaard, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking en terugvordering van haar uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). In het primaire besluit van 15 september 2022 heeft verweerder deze uitkering over de periode van 1 september 2021 tot en met 30 april 2022 ingetrokken en teruggevorderd tot een bedrag van € 9.723,09.
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit gedeeltelijk gegrond verklaard, in die zin dat de uitkering over de maand november 2021 niet wordt ingetrokken en de terugvordering in verband daarmee wordt verlaagd tot een bedrag van € 8.384,82.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. R.G. Groen, kantoorgenoot en waarnemer voor de gemachtigde van eiseres, vergezeld door [naam 3] , en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres ontvangt sinds 15 oktober 2019 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande. Naar aanleiding van een melding van 30 maart 2022 dat eiseres zo’n 7 à 8 maanden werkzaam is in de seksbranche onder de naam ‘ [bijnaam] ’ hebben twee handhavingsspecialisten bij de afdeling Sociale Zaken van de gemeente Krimpenerwaard een onderzoek ingesteld naar de aan eiseres verstrekte bijstand.
2.1.
De bevindingen van dat onderzoek zijn neergelegd in de rapportage bijzonder onderzoek van 5 september 2022 (rapportage). Er is onder meer administratief onderzoek verricht, onderzoek op internet en eiseres is op 15 augustus 2022 gehoord. In de rapportage staat onder meer het volgende. De handhavingsspecialisten hebben gerapporteerd dat eiseres op 2 februari 2022 te zien is in het tv-programma ‘ [tv-programma] ’ waar zij zichzelf in een interview voorstelt als [bijnaam] en vertelt dat zij al 7 à 8 maanden pornoactrice is. De rapporteurs hebben ook de facebookpagina bekeken van [bijnaam] , waarop eiseres op diverse foto’s en in berichten te zien is. Op het toenmalige platform Twitter hebben zij daarnaast verschillende berichten gezien van het account van [bijnaam] , onder andere een bericht dat aankondigt: “ [bijnaam] vrijdagmiddag 8 april 14.00 – 16.00 Den Haag (…)”. Ook hebben de rapporteurs een artikel van 25 maart 2023 op [website] gelezen, waarin Sammy heeft verteld dat ze op verschillende pornowebsites voorkomt in opnames en dat zij daarnaast eigen producties maakt waarin zij deelneemt aan gangbangs. Ook staat in het artikel dat haar partner de zakelijke aspecten om haar werk in de porno-industrie heen regelt. In het gesprek op 15 augustus 2002, waarbij ook [naam 3] ( [naam 3] ) aanwezig was, heeft eiseres, toen de handhavingsspecialisten haar confronteerden met de aflevering van ‘ [tv-programma] ’ en met het interview voor [website] , verklaard dat de beschreven activiteiten in de seksbranche therapeutisch voor haar waren, dat zij zichzelf aan het onderzoeken was en dat zij met haar activiteiten geen geld heeft verdiend. Verder heeft zij verklaard dat die activiteiten een halfjaar hebben geduurd, dat zij drie maanden geleden is gestopt met de activiteiten en dat december 2021 de laatste keer is geweest. Eiseres heeft de verklaring niet ondertekend. Op de website van een club in België zijn aankondigingen van shows te zien waarin eiseres voorkomt van 13 september 2021, 18 oktober 2021 en 19 april 2022. In de aankondigingen wordt een entreeprijs genoemd per persoon van tussen de € 79,- en € 100,-. Op 4 maart 2022 is een recensie geschreven over een optreden van [bijnaam] waarin wordt verwezen naar het optreden van de dag ervoor. Tot slot staat eiseres vermeld op een Duitse website als [bijnaam] , “ein Niederländischer pornostar. Im geschäft seit 2021”. De rapporteurs concluderen dat de verklaring van eiseres niet overeenkomt met de bevindingen.
2.2.
De onderzoeksbevindingen zijn voor verweerder aanleiding geweest de uitkering van eiseres bij primair besluit in te trekken en terug te vorderen over de periode van
1 september 2021 tot en met 30 april 2022.
2.3.
Eiseres heeft in bezwaar prints ingeleverd van haar agenda over de periode van
29 november 2021 tot en met 30 april 2022. In de agenda staan activiteiten genoteerd waaronder fotoshoots op 9, 16, 18, 19 en 23 december 2021, 3, 5, 6, 8, 25, 26, en 30 januari 2022, 1, 10, 17, 18, 22 en 24 februari 2022, 3, 5, 12, 16, 17, 26, en 30 maart 2022 en 2, 5, 8, 10 en 22 april 2022.
2.4.
In het bestreden besluit heeft verweerder de intrekking en terugvordering beperkt tot de periode van 1 september 2021 tot en met 31 oktober 2021 en de periode van 1 december 2021 tot en met 30 april 2022. In de maand november 2021 waren geen concrete activiteiten aan te wijzen. Voor de overige maanden is dat wel het geval. Verweerder heeft aan de intrekking en terugvordering ten grondslag gelegd dat zij in die periodes op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht, waarvan zij geen melding heeft gemaakt zodat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij ondanks de schending recht had op bijstand in die perioden. Aan de hand van de agenda kunnen de inkomsten niet schattenderwijs worden vastgesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de intrekking en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De te beoordelen perioden lopen van 1 september 2021 tot en met 31 oktober 2021 en van 1 december 2021 tot en met 30 april 2022.
4.1.
Een besluit tot intrekking en terugvordering van de bijstand is een voor eiseres belasten besluit. De bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan rust in beginsel op verweerder. In dit geval moet verweerder dus aannemelijk maken dat eiseres in de te beoordelen perioden op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte en dat zij, door daarvan geen melding te maken, de inlichtingenplicht heeft geschonden.
4.2.
Eiseres betwist niet dat zij de inlichtingenplicht niet is nagekomen. Ter zitting is namens eiseres echter toegelicht dat zij wel bestrijdt dat zij op geld waardeerbare arbeid heeft verricht omdat de activiteiten in de seksbranche voor haar therapeutisch van aard waren. Verder stelt eiseres dat zij met de activiteiten geen geld heeft verdiend. De rechtbank begrijpt het standpunt van eiseres daarom zo, dat zij wel betwist dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden.
4.3.
Deze grond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat, anders dan eiseres stelt, verweerder op basis van de vermelde feiten in 2.1 en 2.3 aannemelijk heeft gemaakt dat eiseres in de te beoordelen perioden op geld waardeerbare werkzaamheden heeft verricht door activiteiten te verrichten in de seksbranche onder de naam [bijnaam] . Met de activiteiten, namelijk het geven van shows in een club, het doen van fotoshoots en de activiteiten als porno-actrice zoals die zijn genoemd in het interview voor [website] , kan in het maatschappelijk verkeer een tegenprestatie worden bedongen. Dat eiseres de activiteiten zelf niet als werk ziet en niet de intentie had om er geld mee te verdienen, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Volgens vaste rechtspraak is het verrichten van op geld waardeerbare werkzaamheden een omstandigheid die voor het recht op bijstand van belang kan zijn, ongeacht de intentie waarmee die werkzaamheden worden verricht en ongeacht of uit die werkzaamheden daadwerkelijk inkomsten worden genoten. [1]
4.4.
Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres gewezen op een uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 2 december 2021 (ECLI:NL:RBROT:2021:12135). Hij heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat ook in de onderhavige zaak van eiseres niet gesproken kan worden van op geld waardeerbare arbeid, rekening houdend met de aard, de omvang en het terugkerend karakter van de activiteiten. De rechtbank volgt dit standpunt niet. In deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank juist sprake van activiteiten die naar hun aard, zoals alleen al blijkt uit de te betalen entreegelden voor de optredens, op geld waardeerbaar zijn. Ook hebben de activiteiten een terugkerend karakter en zijn deze van een zodanige omvang, dat aannemelijk is gemaakt dat sprake is van op geld waardeerbare arbeid.
4.5.
Niet in geschil is dat eiseres niet heeft gemeld dat zij in de te beoordelen perioden activiteiten verrichtte in de seksbranche. Voor zover eiseres heeft willen betogen dat zij niet wist dat zij de activiteiten moest melden, wordt dit standpunt door de rechtbank niet gevolgd. De activiteiten zijn op geld waardeerbaar en het had eiseres daarom redelijkerwijs duidelijk moeten zijn dat die van invloed konden zijn op haar recht op bijstand. Zij had de activiteiten daarom moeten melden bij de bijstandverlenende instantie, in dit geval verweerder.
4.6.
Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden over de te beoordelen perioden. Schending van de inlichtingenplicht vormt een rechtsgrond voor intrekking van de bijstand, indien als gevolg daarvan niet kan worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre, de betrokkene verkeert in bijstandbehoevende omstandigheden. Vervolgens is het aan eiseres om aannemelijk te maken dat zij, had zij wel aan haar inlichtingenplicht voldaan, in de te beoordelen periode recht had op (aanvullende) bijstand.
4.7.
Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder aan de hand van haar persoonlijke agenda schattenderwijs kan vaststellen wat het recht op (aanvullende) bijstand was. In de agenda staat namelijk wanneer er activiteiten hebben plaatsgevonden. Daaruit volgt bovendien dat zij haar activiteiten in de seksbranche maar een gering aantal uren heeft uitgeoefend. Eiseres stelt dat haar niet kan worden aangerekend dat de aantekeningen niet altijd even duidelijk zijn omdat dit haar persoonlijke agenda is en zij de activiteiten voor plezier ondernam. Ook deze grond slaagt niet. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.8.
Op basis van de overgelegde prints van de agenda van eiseres kan niet worden vastgesteld, ook niet schattenderwijs, wat de inkomsten en wat in verband daarmee het recht op aanvullende bijstand was in de te beoordelen perioden. Niet kan worden geverifieerd of alle activiteiten erin werden genoteerd, van welke duur de afspraken waren en welke vergoeding daarvoor gerekend moet worden. Eiseres heeft op geen enkele manier onderbouwd op welke waarde de verschillende activiteiten geschat moeten worden. Daarom biedt de agenda geen enkele indicatie voor hoe hoog de vergoedingen zouden kunnen zijn en of er daarnaast nog recht was geweest op aanvullende bijstand.

Conclusie en gevolgen

5. Uit het voorgaande volgt dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiseres krijgt ook geen vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Paridon, rechter, in aanwezigheid van
mr.Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 augustus 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 22 november 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4555 en van 8 mei 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BW5646.