ECLI:NL:CRVB:2016:4555
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- A. Stehouwer
- Y.J. Klik
- J.L. Boxum
- Rechtspraak.nl
Intrekking en terugvordering van bijstand wegens verzwegen inkomsten en aanwezigheid op werkplek
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 november 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Appellante ontving sinds 9 september 2010 bijstand op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Naar aanleiding van meldingen dat zij niet op het opgegeven adres verbleef, heeft een sociaal rechercheur een onderzoek ingesteld. Dit leidde tot de conclusie dat appellante op geld waardeerbare werkzaamheden verrichtte in de copyshop van haar vriendin, wat zij niet had gemeld aan het college. Het college heeft daarop de bijstand over een bepaalde periode ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd.
De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat zij arbeidsongeschikt was en op therapeutische basis in de copyshop aanwezig was. De Raad oordeelde dat het aan appellante was om aannemelijk te maken dat zij geen op geld waardeerbare werkzaamheden had verricht. De Raad concludeerde dat de onderzoeksresultaten van de sociaal rechercheur, waaronder verklaringen van de wijkagent, voldoende bewijs boden voor de stelling dat appellante wel degelijk werkzaamheden verrichtte. De Raad bevestigde dat appellante de inlichtingenverplichting had geschonden door haar werkzaamheden niet te melden, wat leidde tot de intrekking van haar bijstand.
De uitspraak benadrukt dat het verrichten van op geld waardeerbare activiteiten, ongeacht de intentie, van belang is voor het recht op bijstand. De Raad bevestigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.