Op 28 februari 2023 heeft eiser een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. De minister heeft op 4 juni 2024, ontvangen op 7 juni 2024, een ingebrekestelling ontvangen van eiser wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 25 juni 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en de termijn van zes maanden voor het nemen van een besluit is verstreken. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State over de verbindendheid van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. De rechtbank bepaalt dat de minister alsnog een besluit moet nemen op de asielaanvraag van eiser binnen zestien weken na de uitspraak. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast worden de proceskosten van eiser vastgesteld op € 437,50.