In deze zaak heeft eiseres op 16 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de minister op 1 juli 2024 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een besluit en heeft op 16 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De minister heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiseres heeft de minister rechtsgeldig in gebreke gesteld en er zijn meer dan twee weken verstreken sinds deze ingebrekestelling.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk gegrond is. Gelet op de jurisprudentie, zal de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom opleggen en bepalen dat de minister binnen zestien weken na de uitspraak een besluit op de asielaanvraag van eiseres moet nemen. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50.