Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiser] , eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser had eerder een maatregel van bewaring opgelegd gekregen op 3 juli 2023, waartegen hij beroep had ingesteld, met een verzoek om schadevergoeding. De staatssecretaris heeft de maatregel op 12 december 2023 opgeheven, waarna de rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en het onderzoek op 30 januari 2024 heeft gesloten.
De rechtbank heeft zich in deze uitspraak gericht op de vraag of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring onrechtmatig was voorafgaand aan de opheffing. Eiser stelde dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld, omdat hij in september zijn vingerafdrukken had afgegeven en er onduidelijkheid bestond over de voortgang van zijn uitzetting naar Marokko. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld, onderbouwd door een voortgangsrapport waarin werd aangegeven dat op 12 oktober 2023 een LP-aanvraag was gedaan met de vingerafdrukken van eiser.
De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat het zicht op uitzetting naar Marokko ontbrak ten tijde van de inbewaringstelling van eiser. Eiser had bovendien meerdere keren geweigerd om vertrekgesprekken te voeren en zijn vingerafdrukken af te geven, wat de langere duur van de maatregel voor zijn rekening en risico bracht. Uiteindelijk werd het beroep ongegrond verklaard en werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.