In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op 5 augustus 2024 in een beroep dat eiser heeft ingediend tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag door de Minister van Asiel en Migratie. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank ontvangen op 22 maart 2024, waarin de Minister werd opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen op de aanvraag. Aangezien de Minister deze termijn niet heeft nageleefd, heeft eiser beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in overweging genomen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de Minister opgedragen om binnen vijf weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiser. Indien de Minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 437,50. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met het feit dat eiser een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld, maar heeft de wegingsfactor verlaagd omdat de zaak niet van complexe aard was. De uitspraak is openbaar gemaakt en de betrokken partijen zijn geïnformeerd over hun mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak.