In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres, die stelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft partijen geïnformeerd dat een zitting niet nodig is en heeft het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. Verweerder hanteert sinds 15 januari 2024 het first-in first-out (fifo)-principe voor nareiszaken, wat betekent dat de aanvraag van eiseres naar verwachting pas in februari 2025 in behandeling zal worden genomen. De rechtbank wijst het verzoek van verweerder om het beroep aan te houden af, omdat dit de prikkel om tijdig te beslissen zou wegnemen.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor verweerder om te beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is gegrond, wat betekent dat verweerder alsnog een besluit moet nemen binnen twee weken na verzending van de uitspraak. De rechtbank legt een beslistermijn van acht weken op, met de mogelijkheid van twintig weken als verweerder besluit tot nader onderzoek. Tevens wordt verweerder een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is.
Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, en het door haar betaalde griffierecht van € 187,- moet door verweerder worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 19 augustus 2024.