ECLI:NL:RBDHA:2024:14938
Rechtbank Den Haag
- Verzet
- Rechtspraak.nl
Uitspraak op verzet inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf nareis asiel
Op 2 augustus 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure. De opposante, vertegenwoordigd door mr. R. Hijma, had verzet aangetekend tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank van 4 januari 2024, waarin haar beroep gegrond was verklaard. De rechtbank had verweerder, de Minister van Asiel en Migratie, opgedragen om binnen vier weken een besluit te nemen op de aanvraag van opposante voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Opposante stelde dat de rechtbank in de eerdere uitspraak ten onrechte de wegingsfactor 'zeer licht' had toegepast bij de proceskostenveroordeling. De rechtbank oordeelde dat de uitspraak van 4 januari 2024 niet juist was, omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een eerdere uitspraak had overwogen dat in vreemdelingenzaken de wegingsfactor niet lager dan 0,5 mag zijn. De rechtbank verklaarde het verzet gegrond en liet de eerdere uitspraak vervallen voor zover deze betrekking had op de onjuiste toepassing van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank deed ook uitspraak op het beroep en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten van opposante, zowel in de beroepsprocedure als in het verzet, elk ter hoogte van € 437,50. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, omdat de rechtbank geen twijfel had over de uitkomst van de zaak.