ECLI:NL:RBDHA:2024:14976
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke asielzaak
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster, die een aanvraag voor asiel heeft ingediend. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, afgewezen met een besluit van 7 juli 2023. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestreden besluit van 14 december 2023 bevestigt de eerdere afwijzing. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 22 mei 2024, waar verzoekster en haar gemachtigde, mr. J.M. Walther, aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder, mr. C.J. Ohrtmann, en een tolk. Tijdens de zitting zijn ook informanten verschenen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld, maar heeft geconcludeerd dat een voorlopige voorziening niet meer nodig is, aangezien er op dezelfde dag uitspraak is gedaan in de beroepszaak NL24.923.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. M.M. van Luijk - Salomons, en is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2024. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.