ECLI:NL:RBDHA:2024:15339
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 3 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 maart 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft vastgesteld dat de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, geen verweerschrift heeft ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser eindigde op 6 maart 2024, na een verlenging van negen maanden die in werking trad op 27 september 2022. Eiser heeft verweerder op 3 april 2023 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, aangezien de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
Aangezien niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12 van de Awb, verklaart de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.L. Weerkamp, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak.